Archive for July, 2009

WTF (1)

Wednesday, July 29th, 2009

Let me start by pointing out that VisualBasic is not my cup of tea. I don’t like all those implicit castings. Like this:

[sourcecode language='vb']Function DecimalSeparator() As String
DecimalSeparator = (1 / 2).ToString.Substring(1, 1)
End Function[/sourcecode]

The .Net way of doing things is of course:

[sourcecode language='vb']Function DecimalSeparator() As String
Return System.Globalization.CultureInfo.CurrentCulture.NumberFormat.NumberDecimalSeparator
End Function[/sourcecode]

But I guess that was too much for this programmer.

Tweede

Tuesday, July 28th, 2009

- Je hebt te weinig competitie. Mijn ploegleider laat aan duidelijkheid niets te wensen over.

Gewoon dinsdag op De Bult rijden. Ook goed voor je mentale hardheid. Op dat punt ben je net een weekdier.

Ik knip. M’n ploegleider zal het niet gemerkt hebben. Dergelijke subtiele instemmingen gaan nogal eens verloren tijdens een telefoongesprek.

- Je rijdt gewoon de eerste helft tussen de wielen. Niet te veel op kop. Als je de macht hebt ga je er van tussen. Je kan het B- peloton pijn doen.

- Ik zal m’n best doen, Antwoord ik. Hij laat achterwege dat je best doen niet genoeg is. Hij weet dat ik zelf ook wel snap dat hij niet tevreden is met het antwoord. Kort wordt het trainingschema doorgenomen. Het krijgt zijn goedkeuring. Gelukkig, dat is wel eens anders geweest.

Ik hang op. Het is zondagavond, nog twee dagen voor ik met de billen bloot moet. De afgelopen twee dagen 240 kilometer D1 gedaan. Mijn zitvlak doet pijn, en er wacht een drukke werkweek. Het laatste waar ik op zit te wachten is afzien in koers. Maar goed, als de ploegleider het eist…

Dinsdagmorgen word ik met zere benen en een brak hoofd wakker. Het plan was om de woon-werkafstand per fiets te overbruggen. Wás.

Als ik ’s middags thuiskom, voel ik me niet veel beter. Het eten dat ik vast klaar gemaakt had smaakt me totaal niet. Ik hijs me in m’n snelpak – je weet maar nooit – grabbel bidons, en handschoenen bij elkaar. Op naar De Bult.

Het is lang geleden dat ik op De Bult geweest ben. Dat zal ik weten. Meerdere mensen spreken hun verbazing uit mij hier weer te treffen. Ik ben niet gevat genoeg om ze te vertellen dat die verbazing volledig wederzijds is. Ik schrijf me in, vraag iemand m’n rugnummer op te spelden en sjok richting het parcours.

De inrijdronde geeft geen goed gevoel. Pijnlijden met een hoofdletter P. Ik sluit achteraan op de startlijn.

Het startschot klinkt. Weg zijn we. Al snel worden er verschillende uitbraakpogingen gedaan. De vluchters krijgen elke keer een paar meter. De tweede ronde besluit ik daarom al mijn geluk te beproeven. Ik geeft écht gas en ga heel dik boven de vijftig weg. De vluchter die voor mij is reken ik rap in. Ik draai me om:
Hè, waar komen al die renners vandaag? Het hele peloton zit in mijn wiel. Heb ik dat?

Ik kom nog wel als eerste door maar baal er behoorlijk van. Dit herhaalt zich een aantal keer: renners springen weg, maar worden weer opgeslokt. Ik doe een poging, en het hele peloton hangt in m’n wiel. Er wordt me geen ruimte gegund. Ik besluit een beetje te gaan chillen achterin het peloton.

Als het A-peloton – met de tallentvolle renners – langs komt laat ik een klein gaatje vallen. Ze gaan me iets te knus de afdaling in. Een ronde lang rijd ik solo achter het peloton aan. Gelukkig heeft mijn ploegleider andere dingen aan het hoofd, anders was het me op een reprimande komen te staan. Na een korte krachtinspanning sluit ik weer aan.

Het tempo zakt. Zonder me in te spannen – De hartslag zakt onder de 150 bpm – schuif ik langzaam naar voren. Na twee ronden rijd ik vooraan. We draaien de bult op. Ik geef gas, heel veel gas. Ik ben boven, kijk achter en zie een man in m’n wiel. Ik ga door. Volle bak de afzink in. Na de kombocht kijk ik nog eens. Er zit een man m’n wiel. Een andere man. Ik blijf doorstampen. We naderen nu met rasse schreden. Shit, kunnen die jongens niet doorrijden? Straks moeten wij de benen stilhouden.

We komen op adem, mijn medevluchter in ik. Het gat met de A’s is nu minder dan tien meter. Dat is niet netjes. Er langs? Dat is waanzin. Zij gaan in principe harder dan wij. Daarnaast gaat de jury dat nooit goed vinden – terecht. Gelukkig voeren ze het tempo op. Het gat wordt weer groter.

We rijden een strak tempo. Ik op kop, hij in mijn wiel. Oppeens zit er een tweede man in mijn wiel. Wow! Die heeft een jump gemaakt. Na twee ronden neemt ie de kop over de bult af. J@$^s! Wat rijdt hij hard, dat ga ik niet volhouden.

Loslaten! Schalt het door de spieker. Ik kijk nog eens naar de man wiens wiel ik probeer te houden. Verrek, da’s een wit rugnummer. Van een A dus. Vandaar dat ie zo hard ging. Ik laat hem direct gaan. En bied de volgende ronden mijn excuses aan bij de jury, ik had het echt niet door.

We draaien nog een paar ronden samen. Hij neemt af en toe over. En passant pak ik de leidersprijs. De afstand tot het peloton blijft gelijk. Wow, we gaan samen vooruit blijven. Er is maar een probleem. Hij kan wel sprinten. Ik moet hem dus vroegtijdig zien te lozen als ik wil winnen. Dan schiet er voorzichtig kramp in m’n kuit. Hmm, dat gaat hem niet worden.

De kramp gaat van m’n rechter naar m’n linker kuit. En verdwijnt weer grotendeels. Nog drie ronden. Dan maar weg als we de bult op draaien. Mijn enige kans.

De laatste ronde, ik zit in zijn wiel. Hij valt stil in de kuipbocht. Ik neem over, geef gas – dom je zou wachten – en ga er als een dolle vandoor. Ik raak hem niet kwijt. De bult op, ik raak hem niet kwijt, de bult af, ik ga dood, ik raak hem niet kwijt. Vlak voor de bocht zet hij aan, en is er vandoor. Hij juigt als ie solo over de finish gaat. Ik volg gelaten in zijn kielzog. Te weinig competitie…

0,46

Wednesday, July 22nd, 2009

Kampioen wordt je niet zo maar. Dat is trainen, trainen, en nog eens trainen (..)

Het gaat het mij niet om de ontbijtkoek of het kampioenschap, het gaat mij om de herhaling. Trainen, trainen en nog eens trainen. En dat elke dag. Ik heb tot twee weken geleden niet hard genoeg getraind. Om beter te worden, moet je het lichaam ziek maken. Het zo op zijn donder geven dat het er beter uitkomt. Supercompensatie heet dat, er zijn boeken over vol geschreven, maar de meesten – waaronder ondergetekende – kloten wat aan, in de hoop dat het werkt.

Maar ik trainde niet hard genoeg. Ik was zelden moe, of uitgewoond. En als het lichaam geen schop krijgt, gaat het niet meer spiermassa produceren, of de stofwisseling optimaliseren voor zwaardere inspanning. Dus nu het aantal wedstrijden dat ik per week tot om en nabij nul geraakt is, is het trainen, trainen en nog eens trainen.

Vandaag stond er een intervaltraining op het programma. Maar omdat ik het niet kan laten deed ik die in wedstrijdverband en stond ik aan de start van de vierde ronde van de WTOS 10km Tijdritcompetitie. Het zou geen toptijd worden. Niet alleen is zo’n zware trainingsperiode niet bevorderlijk voor de kortetermijn prestaties, nee, mijn earodynamisch zeer verantwoorde diskwiel heeft op moment van typen nog het meeste weg van een pitabroodje. Een aanblik die niet geschikt is voor jeugde en anderszinds gevoelig aangelegde kijkers. Ik zal u de beelden derhalve besparen.

Nadat ik een voorzichtige richttijd had opgegeven – vier seconden langzamer dan ik de vorige keer reed én voorspelde – mocht ik als vijfde van start. Viertien minuten, dertig seconden en vierennegentig honderdste later was ik terug. Zesenveertig honderste sneller dan de vorige keer. Een pr als wisselgeld.

Maar vandaag is niet belangrijk. In september liggen mijn doelen. Het NK Tijdrijden voor kneuzen,  de Monster(lijke) Tijdrit, en last but – enfin – het clubkampioenschap Tijdrijden van Swift. Eerst trainen, trainen en nog eens trainen. Kampioen wordt je niet zomaar. Alhoewel zesenveertig honderste sneller meer dan genoeg is natuurlijk.

Halvezool

Tuesday, July 7th, 2009

Een goed begin…

Inderdaad, het halve werk. Dat dacht ik ook toen ik vanmorgen mijn otomobiel omtoverde tot privé tourbus. Wielen, tijdritframe, gereedschap, kleding, water, het werd allemaal ingeladen. Vanavond moet het gebeuren. Een nieuwe edititie van de Zuid-Holland Tijdritcompetitie wacht. Wacht op benen. Op benen die al twee weken niet meer voelen zoals ze zouden moeten voelen. Vorm, of het gebrek daar aan. Zucht.

Vandaag is ook de dag van de ploegentijdrit in de Tour. Ik bekijk de stream tussen het werk(en) door. Het inspireert. Vanavond mag ik ook. Op het mooie speelgoed rondjes malen. Ook mijn rondje bevat minder prettig asfalt, en wat naar stuurwerk. Nog voor dat de truitjes verdeeld worden, roept de plicht. De voorbereiding, ik moet er vandoor.

Tom – mijn navigatievriendje in tweevoud – stuurt me langs de bekende wegen het Westland in. Ruim op tijd arriveer ik bij de bloementeler die zijn bedrijventerrein beschikbaar heeft gesteld. Ik ben de eerste lijkt het. De medewerkers zijn nog druk bezig met een laatste order en weten mij in – mijn Pools is niet zo best – gebrekkig Nederlands niet verder te helpen.

Onverricht loop ik terug richting de oto. Ik laad het frame uit, steek er de wielen in, pomp ze op, en ga me omkleden. G#dv@rd#m@! Ik ben mijn raceschoenen vergeten. Argh, stik, sterf! Goede raad hoeft niet veel te kosten, dus ik ga op zoek onder de overige deelnemers naar een gewillig slachtoffer die zijn – haar? weinig kans met mijn scheeps(be)schuiten – pantoffels wil afstaan.

– “Heeft iemand schoenen te leen? Look Delta pedalen.”
– “Look Delta pedalen? Nooit van gehoord. Zij dat toe clips? ”, de jeugdigen hadden geen idee welk archaïsch mechanisme mijn voeten met mijn pedalen verbond, verstrooide avonden als deze daar gelaten natuurlijk.

Al snel besloot ik dat het hem niet  ging worden. Ik ging maar eens inrijden op gewone schoenen:
– “Er zijn er die koersen hebben gewonnen op gympen”, werd me nog toegeworpen. Of ik daar wat voor kocht.

Om de schande wat te beperken besloot ik overschoenen over mijn schoenen te frommelen.

Helaas ben je nooit alleen op dit soort schandelijke momenten. Sta jij je een beetje van je beste kant te laten zien in een gesprek met een goed uiziende dame met fietsaffiniteit, blijkt het een ware paparazzio paparazzine. Genadeloos legt ze mijn sneakers incoginito vast. Daar sta je dan, met je goede gedrag, je geschoren benen, ingestudeerde openingszin, en aangeleerd wielerlatijn.

Over de race kan ik kort zijn: K^T. Geen moment zat ik rustig op het zadel. Mijn voeten bleven schuiven over de pedalen, kramp in de voeten, voortdurend zoekend naar grip. Het stuk tegen de wind was het totaal niet bollende K^T asfalt, voor de wind kreeg ik nooit de molen lekker rond. Gelukkig hebben we de foto’s nog:

Zo’n een-en-twintig kilometer à een-en-veertig in het uur. Op gewone schoenen, de halvezool…