Het is kwart voor zeven als ik de oto het parkeerterein op rijd. Drie kwartier voor de start. Voetbaljeugd wordt naar de training gebracht, en oudere jongeren (of was het nu andersom) beginnen hun hardlooptraining. Ik laad mijn monster uit. Mijn disk die ik gisteren terug kreeg na een reparatie en in allerijl nog van een nieuwe tube kon laten voorzien (via deze weg, mijn dank is groot) kan eindelijk weer door mijn monster worden aangevuurd.
Het is niet alleen de snelheid, maar ook vooral het aangezicht van mijn monster. Zonder disk lijkt ze op een model op leeftijd in een te kort rokje, zonder make-up. Mét is ze de femme fatale die met je kloten speelt en je reduceert tot een testosteronbom die tot alles bereid is om maar in haar nabijheid te mogen zijn. Een verschil van dag en nacht dus.
Terwijl ik haar zo sta te bewonderen krijgen we gezelschap. Een bekende (ken je iemand als je alleen internetcontact hebt?) parkeert naast ons. Hij is een monstertje voor zichzelf  aan het bouwen en is nu voor driekwart klaar: alleen nog trappers en een stuur. Met dat laatste kan ik hem helpen. En ik ben de beroerdste niet, dat doe ik dan ook.
Maar genoeg gepraat, er moet getrapt worden. Het tijdritmantra begint in het hoofd te malen en ik rijd warm. De disk houd zich goed, en het voelt geweldig. Ik ga knallen en een dik p.r. rijden, ik weet het zeker.
Vier, drie… Start! Daar gaan we weer. Trappen, trappen, trappen. De meters geven rode en soms okerkleurige waarden aan, alles doet pijn en het landschap schiet voorbij. Net als een paar toerrijders, een vrouw met een hond, en een paaltje langs de weg. Je laat het allemaal achter je. Gunt het geen blik waardig. Zonde van de tijd. Kostbare tijd.
Na het keerpunt gaat de snelheid omhoog. De wind kent vele gezichten. Nu is het mijn vriend. De vijftig wordt even aangetikt. De hartslagmeter knippert. Meer dan tien slagen boven omslag. Zoef, zoef, zoef. Het vurrukkulluke gevoel dat je krijgt als het écht hard gaat. Het maakt zich meester van mij.
BANG! Bonk, bonk, bonk, bonk. Een steen lijkt in mijn ooghoek weg te schieten. De hersenen registreren heeeeel langzaaaaaam dat er iets mis is. Lek. Shit. Op driekwart van de route sta ik met mijn goede gedrag en een lekke band om mijn net gerepareerde disk aan de kant. Einde oefening.
Zo’n hekel als windsurfers aan zwemmen hebben, zo’n hekel hebben wielrenners aan lopen. Toch zit er niet anders op. Blootsvoets over het ruwe asfalt. Gelukkig komt op driekwart mijn voettocht de bekende aangereden. We leggen mijn gewonde monster achterin en rijden richting finish.
Mijn eerste DNF tijdens een tijdrit. Het voelde naar. Gelukkig lag er thuis een hele kaaspizza op me te wachten. Totdat m’n liefje me vragend aankeek: mag ik ook een kwart?
leuk verslag, jammer van de lekke tube.
Nou moe, je bood die pizzapunt zelf aan!!
Artistieke vrijheid heet dat zeker?