Archive for August, 2010
Money v.s. Fat
Sunday, August 29th, 2010NoMcEwen
Sunday, August 22nd, 2010Ik ben niet zo van nu.nl. Ook niet van de sportvariant. Liefje daarentegen wel, en soms lees je zo dingen die je anders misschien gemist zou hebben. Of in dit geval later gehoord:
McEwen niet geselecteerd voor WK wielrennen
AMSTERDAM – Robbie McEwen moet de wereldkampioenschappen wielrennen in eigen land missen. De Australische sprinter is niet geselecteerd voor de wegwedstrijd die begin oktober in Geelong op het programma staat.
“Ik ben niet bij de wereldtitelstrijdâ€, liet McEwen zondagochtend (lokale tijd) op Twitter weten. “Ik weet niet wie de negen geselecteerde renners zijn. Ik weet alleen dat ik niet bij de selectie zit.”
De tweevoudig wereldkampioen zegt teleurgesteld te zijn. “Ik dacht dat ik hier een goede kans zou maken.†McEwen toonde afgelopen week met een etappezege in de Eneco Tour aan in vorm te zijn.
De sprinter behoorde tot één van de outsiders voor de wereldtitelstrijd. Het is voor het eerst dat de WK in Australië georganiseerd worden. Het is nog niet bekend wanneer de Australische coach Dave Sanders zijn selectie bekendmaakt.
Robbie McEwen, de sympathieke Australische klasbak, met zijn leuke vlaamse accent (voor de outsiders: hij woont al jaren in Vlaanderen), die zichzelf altijd prima in de sprint wist te wormen, ook zonder Cavendish-treintje. Het was hem zo gegund. In zijn laatste jaar als profrenner, in eigen land, schitteren op het wereldkampioenschap. Welke idioot verzint zo iets? Elke wielerliefhebber zou hem opstellen in het Australische team. En iedereen zou voor hem duimen.
Maar de coach besliste anders. Hij is klaarblijkelijk van mening dat er négen renners met Australisch paspoort zijn, die beter uit de verf zouden komen. Er zijn er voor kleinere blunders uit hun functie ontheven…
Ballon
Friday, August 20th, 2010Twee dagen geleden alweer reed ik mee in de Zuid-Holland Tijdritcompetitie. Vorig jaar was het een goede test voor mijn geestesgesteldheid, Â dit jaar kreeg mijn fysiek het zwaar te verduren. Daar. In Noordeloos.
Zoals altijd kom je pas achter gebreken als het te laat is. Zo ook nu. Daar stond ik met mijn goede gedrag in dat stukje niemandsland in de Alblasserwaard. Mijn oude hartslagmeter weigerde nog langer dienst te doen, en de nieuw aangeschafte (met gecodeerd signaal, toemaar) bleek niet samen te werken met m’n (on)vermogenmeter. De input voor donderdag was dus: snelheid, trapfrequentie en vermogen. Geen hartslag.
Geen man overboord. Ik ging op vermogen rijden en koos de niet helemaal willekeurige waarde van 320 Watt. We gingen wel zien waar het schip zou stranden.
Het ging best goed, dat eerste rondje. Tegen de wind zakte de snelheid niet onder de 39 kilometer per uur, en voor de wind liep zij hier en daar op tot dik 47 uitgedrukt in de zelfde eenheid. Het geplande vermogen werd goed aangehouden en het lijf voelde goed.
Het tweede rondje ging min of meer gelijk aan het eerste. Enig verschil was dat de maximum snelheid voor de wind nu 45 kilometer per uur bedroeg, maar meten is weten: de vermogenmeter zei dat het een gelijke inspanning was.
Langzaam maar zeker echter, voltrok zich iets. Iets kleins. Heel geniepig in m’n rechter kuit. Maar ik kon het duidelijk voelen. Er werd een ballonnetje opgeblazen. Gevuld met melkzuur. Steeds harder voelde ik hem drukken tegen de buitenkant. Ik hoor Hans Kazan ergens achter in mijn hoofd lachen.
Het laatste stuk tegen de wind in richting finish ging het mis. Pang! De ballon geknapt. Het been weigert. Strekken en (ver)rekken is alles wat er rest. Weer zitten, weer aanzetten. Geen effect. Mijn snelheid is gehalveerd in vergelijking met de vorige passage.
Zoef! Een bekend gezicht komt mij vrolijk voorbij gesjeesd. Shit! Dat was niet de bedoeling. Met alles wat in me is verbijt ik de pijn. Ik moet en zal hem weer inhalen. De snelheid loopt op tot 45 kilometer per uur (tegen de wind, voorwaar!) het vermogen gaat richting de 500 Watt. De finish nadert, de kramploze nadert…
Ik kan hem bijna aanraken… En dan binnen… Hij racet verder. Ondanks dit pijnlijke intermezzo 31:01. En 25e van de 30. Zo gaat dat. In Zuid-Holland.
Nu twee dagen later voel ik m’n kuit nog steeds. Nu hopen dat die vervelende goochelaar  dat ballontje ook weer weet wet te goochelen.
Idiots
Monday, August 16th, 2010Programming today is a race between software engineers striving to build bigger and better idiot-proof programs, and the Universe trying to produce bigger and better idiots. So far, the Universe is winning (..)
Ventoux
Thursday, August 5th, 2010De Mont Ventoux is de meest mythische berg ter wereld (in ieder geval van Frankrijk). Het zou de ‘berg van alle geesten’ zijn, en door zijn vreemde verschijning wordt de Mont Ventoux ook wel de kale berg genoemd.
Hoewel ik al dat mystieke, zweverige (haast religieuze) gedoe omtrent klimmen zwaar overdreven vind, stond de Mont Ventoux wel bovenaan m’n lijstje van colletjes die ik wel eens wilde oprijden. Het is een klim die wat voorstelt. Verder is de klim heel erg mooi, en dat is ook wat waard.
Het had niet eens heel veel voeten in de aarde om m’n liefje te overtuigen dat ook zij deze klim ook moest doen. Na wat wikken en wegen kozen we voor de beklimming via Malaucène. Deze is nét iets zwaarder dan die vanuit Bédoin (de Tour de France kant, die alleen daarom populairder is). De klim vanuit Sault is voor slappelingen, die viel direct af.
Na een heuze verkenning per oto (liefje: de Garmin zegt hier dertien procent!, hier is het vier procent, etc.) konden we de volgende ochtend aan de bak. Vroeg uit de veren en vanuit de camping richting Malaucène. Zestien kilometer warmdraaien, met ook al aardig wat (licht, dat wel) klimwerk: maximaal zes procent.
En dan spot je het eerste paaltje:
Liefje vertrekt stipt 9:05 voor haar 21 kilometer. Ik zou een halfuur wachten. Het worden er vijfentwintig. Ik houd het niet langer, ik moet, ik zal, ik ga! 9:30 en los.
Na mijn ervaringen met de Col de la Forclaz had ik ingezet op een tijd van onder de 1:30. De Forclaz is weliswaar korter (minder dan de helft) maar ook (behoorlijk) steiler, dus wellicht was een zelfde gemiddelde snelheid (veertien kilometer per uur) wel te doen. Vanwege de lange stukken tien procent echter, moet er ook ergens tijd worden ‘goedgemaakt’. Dus direct met de hartslag richting eind D2 en dik boven de twintig kilometer per uur. Al vrij snel haal ik wat mensen in die ik al wachtend had zien vertrekken.
– Hé, niet te gek man, het is nog ver!
– Maak je geen zorgen, ik zit nog lang niet in het rood.
Na anderhalve kilometer wordt het voor het eerst stijl. Tikje voor tikje schakel ik terug. Ik houd van souplesse, ook berg op. Binnen no-time zit ik op de 34:25, mijn kleinste verzet. De hartslag loopt  keurig op tot dik D3 en de trapfrequentie zit ruim boven de tachtig rotaties per minuut.
Als het eerste stuk negen procent aanbreekt schiet de hartslag voor het eerst boven omslag. Het is nog ver, maar ik voel me sterk. De benen zijn goed. Het tempo blijft hoog. Geen enkele cijfers op het display. Na kilometer vier is het vijf kilometer relatief vlak (met twee piekjes van dik tien procent, dat wel). Tempo blijven rijden is het devies. Daarna is het zwaarste stuk, vier kilometer lang boven de tien procent.
Ik nader m’n liefje. Bijna dertig minuten onderweg, zij dus bijna een uur. Ik zeg iets liefs (denk ik) en laat haar achter. Liefde is mooi, maar heel even, liggen de prioriteiten anders. Ik zie je boven!
De trapfrequentie is goed, ik schakel een paar tandjes op (en op de steile stukjes weer keurig terug). Voortdurend zie ik renners voor me. Een voor een haal ik ze in. Als ik iets Nederlandstaligs op hun shirt zie groet ik m’n moerstaal, anders volsta ik met: Bonjour!  Hoewel sommigen zo’n mooie dag niet lijken te hebben. Wat een lijken…
Het zware gedeelte breekt aan. De paaltjes waarschuwen me. De snelheid zakt tot net tien à elf kilometer per uur. De trapfrequentie nadert de vijftig. In binnenbochten – of als ik renners opraap – ga ik erbij staan. Heel, heel, heel soms, heel even maar, verschijnt er “09†op het scherm. Hmm, dat was niet de bedoeling. Voor een tijdje voel ik zelfs wat pijn in de aanhechtspieren van mijn bovenbeen met mijn linker knie.
Daarna vlakt het weer af. Bij het opvoeren van de snelheid merk ik vermoeidheid. De vlakkere stukken krijg ik mijn hartslag niet meer in  D3. De snelheid en trapfrequentie zijn nog prima dus zorgen maak ik me niet.
Bij de rotonde (Mont Serein) Â gaat het even licht naar beneden, en de snelheid dus omhoog. Het is van korte duur, de bocht, er staat een fotograaf. Ik lees sport-photo.fr. Geen leuke foto van mij blijkt. Jammer, niets aan te doen. Het wordt weer echt steil (boven de tien procent) en ik focus op het fietsen. De hartslag weer keurig in de D3, en geen enkele cijfers.
Als ik 1:15 op de fiets zit zie ik het paaltje dat zegt dat ik nog drie kilometer moet. Voor een tijd onder de 1:30 moet ik dus – kraak, kraak, kraak, kraak, rekenen gaat niet snel meer – de rest van de rit afleggen met tenminste twaalf kilometer per uur. Dat moet nét kunnen.
De mistral – die volgens de mevrouw van de camping sterker was dan normaal (er mocht niet ge-bbq’d worden) – staat tegen. Ik probeer de snelheid boven de twaalf kilometer per uur te houden, maar dat lukt niet altijd. Ik ga een momentje staan, maar beter wordt het daar niet van. En dus terug in het zadel. Dan zie ik de top. In mist gehuld.
Ga ik dat echt redden? Het lijkt nog zo ver, en nog zo hoog. Als ik het voorwiel over de streep druk weet ik het: 1:30,26. Nét niet. Maar ik ben boven! Het is nog even wachten op m’n liefje, maar als ze er ook is, laten we ons vereeuwigen:
Gelukkig had ik een regenjackje en armstukken bij me, want het was koooouuuud….
Na de afdaling, en een goed bord pasta rijden we in de zon – die eindelijk is gaan schijnen – terug richting camping. Onderweg pakken we nog even een klim van de buiten categorie mee:
De niet te onderschatten Col de la Chaine. En genieten van het landschap:
Het was een mooie dag uit een mooie vakantie.