Gisteren maakte ik mij op voor de ‘Dubbel van Woubrugge’. Veel wind, drie keerpunten, bijna negenentwintigkilometer asfalt. En schrale benen. Twee tijdritten achter elkaar. Dat is niet slim. Zegt men. Maar vorig jaar reed ik zelfs een 30 kilometertijdrit daags voor de Dubbel en had ik geen centje pijn. Het waren mijn eerste twee tijdritten met mijn titanium tijdritmachientje. Ik reed de sterren van mijn eigen hemel.
Tijdens het inrijden was er niets aan de hand. De pijn verdween als sneeuw voor de zon. En zon was er. Het was warm. De anderhalve liter water die ik mee genomen had was nauwlijks voldoende. Maar toen kwam het moment: Nog vijf, vier, drie, …
Met een mislukte oerkreet zet ik ons tweeën in beweging. De startheuvel af. Shit. In tegenstelling tot normaal beginnen we met tegenwind op het eerste stuk, helemaal vergeten. Auw. Het duurt enige tijd voordat ik ritme vind. Na de eerste bocht ga ik het rood in. Achtenveertig per uur. Het gaat stroef, dus dat betekend pijn, heel veel pijn, op de terugweg.
De slinger gaat niet slecht. Op naar het keerpunt. Wind mee, maar oei, het valt niet mee. De hartslagmeter wil niet meer in het rood. De snelheid valt tegen, het tweede baal momentje.
Het eerste keerpunt geslecht, kon slechter. Het hoofd is leeg, nee hol. De motor doet niet wat het moet doen: vermogen leveren. Ik voel de achtervolgers in mijn nek hijgen. Met het grote mes in de achtervolging.
De slinger genomen, het zware stuk tegen de wind. Nog steeds geen code rode. Met moeite boven de tien meter per seconde. In mijn ooghoek zie ik Bruco staan. Ik weet niet of ie wat roept. Ik ver sta het niet. De bocht door. Schakel, schakel?! G*dv@rd*m@! Binnenblad, dat was niet de bedoeling. Shift, shift, shift. Argh! Ga terug. Shift op, Shift af, Shift op, Shift op. Het lijkt een eeuwigheid te duren. Eindelijk. En nu weer trappen. Trappen, trappen, trappen.
Zoef, zoef, zoef. De Beul komt langs gezoeft. Met soepele tred en hoge snelheid. Zoef, zoef, zoef. Ik zou graag aanhaken. Maar het mag niet. En als het gemogen had: ik had het niet gekund. Ik zie de finishlijn, maar helaas, pas halverwege.
Daar komt VDB. Ik pak een punt. Â Daar moet ik dus over een minuut zijn. Op 22:24.
De startheuvel op, bochtje maken, en weer naar beneden.
– Je hebt 21:41
Ik bedenk me dat ik niet eens weet wat ik vorig jaar reed. Rekenen lukt ook niet. Focus op het VDB-punt. Het eerste lichtpuntje. Ik lijk een of twee seconden op hem voor te liggen. Â Ik check de hartslag meter. Negatief. Nog steeds onder omslag. Voor me zie ik de Beul. Een mooie prooi, ware het, dat de beul nooit de prooi is, maar de jager. Langzaam verdwijnt hij uit mijn gezichtsveld.
Als een zombie rijd ik verder. Pak VDB zegt een stemmetje, maar ik hoor het niet. Twee stroken rijdt ik zonder herinnering. Dan doemt het derde keerpunt op. Maar ik ben niet alleen. Een enorme four-wheel-drive met dito aanhander doemt op. De vekeersregelaar is machteloos. De veel-tonner-combinatie drukt zijn neus voor mij om het pionnetje heen. Ik heb geen keus en moet uitwijken. Krachttermen van gelijke strekking als eerder deze rit verbijt ik de verloren seconden. Als door een wesp gestoken ga ik er achteraan. Misschien pak ik nog wat luwte.
Helaas hij rijdt te hard. Ik houd hem niet bij. Ik knap. Ik overweeg om op te geven, maar draai door, zonder vuur, zonder motivatie. Na de slinger wordt ik nogmaals ingehaald. Door drie man, ongeveer gelijktijdig. Ze rijden dicht op elkaar. Ik wil, kan, en mag nog steeds niet aanhaken. Een lap zijn ze niet, het  rode snelpak van Senne ten spijt.
De  laatste bocht. Bruco roept iets, ik hoor het nu wel, maar versta het niet. Inmiddels zit ik achterstevoren op de fiets. Ik zou ze kunnen uitzwaaien nu. Maar ik doe het niet. Ik gooi h’m om de twaalf. Op naar de magische vijftig. Het lukt, maar het geeft geen voldoening. In de verte, voor de tweede maal, de finishlijn. Ik check de tijd. Onder de 44 minuten zou mooi zijn. De snelheid is al weer eventjes geen vijftig meer. Ik pers er het laatste beetje uit. 43:59.
You have to show them that you’re really not scared.
You’re playin’ with your life – this ain’t no truth or dare.
They’ll kick you, then they beat you,
then they’ll tell you it’s fair:
So beat it (..)
In retropersectief  moet ik concluderen dat ook Michael Jackson een niet altijd even succesvol tijdrijder was…