Archive for the ‘Nøbel’ Category

Klein agrarisch leed

Tuesday, June 2nd, 2009

Na door vakantie en in tweede instantie door een yet-lag twee edities te hebben gemist was ik vanavond present voor de vierde aflevering van de Waardrenner Tijdrit Competitie. Ik was keurig optijd aanwezig, om te constateren dat mijn voorbereiding – die op sommigen wellicht dwangmatig/manicaal/neurotisch/en wat dies meer zij gevonden zal worden – toch nog haperde. Ik was mijn tt-fietspomp vegeten. En zoals de kenners weten, op veel tt-wielen pas een toer-cross-baan-weg-pomp niet zomaar op elk tt-wiel. In mijn geval zelfs op geen van beide.

Gelukkig was de organisatrice in het bezit van het benodigde gereedschap, en kom met verenigde krachten gewerkt worden aan de benodigde 9,5 bar druk die zouden moeten bijdragen aan sportief succes in de winderige polder van Lekkerkerk. Nadat ook de financieële schuld was ingelost kon het echt beginnen.

De verkenning/verwarming (welilcht dekt verkenningskachel de lading) leerde dat de wind straf was, of zelfs meer dan dat, en dat hij mijn of meer pal tegen en daarna vol in de rug. (Pal mee, dat bekt niet.) De s-bocht lag er grintig (niet te verwarren met grinta) bij , en het keerpunt was schoon. De 40 km/u handhaven zou het uitsterste vergen en wellicht niet altijd lukken. De terugweg kachelde ik lekker door, en klokte een max. van 61 km/u, een persoonlijk record, en wellicht had ik nog iets harder gekund. Het voelde in iedergeval vurrukkulluk.

De wedstrijd zelf ging de eerste 7 minuut 21 prima. De s-bocht was ontgrind door een road-marshall, een van de vele vrijwilligers die het mogelijk maakt om ons zo de vernieling in te rijden, zonder te hoeven afstappen (al dan niet te hard), en het keerpunt ging wat mij betreft acceptabel. Ik zakte eventjes onder de 40 maar structureel zou ik het niet noemen.

Na het keerpunt ging de snelheid om hoog en versnelde ik langzaam maar zeker van 48 km/u naar zo’n 51 km/u. Helaas zag ik voor mij nu met rasse schreden een agrarisch voertuig dichterbij komen. Een voertuig dat op de heenweg nog keurig stil stond was het wachten wellicht beu, en aangezien de max onder de 40 was, kon ik zo’n twee minuten lang uitrijden. Inhalen was geen optie. Het voertuig was breder dan het fietspad. Daar ging een p.r. en wellicht ook m’n top-klassering. Berustig ont-/versiert door twee krachttermen was mijn deel.

Een snelle rekkensom (nu ja, met een hartslag van rond de omslag lukte het mij nog niet) leert dat ik (afhankelijk van het eindschot) tussen de 20 en 30 seconden vertraging opliep. Vooral nuttig voor mezelf om te weten waar ik sta. Je koopt er geen brood voor. (Gelukkig hoeft dat ook niet, want ik zou Rasmussen verslaan qua BMI in dat geval, een hele prestatie). De organisatie heeft me een tijdcorrectie gegeven. Een sympathiek gebaar dat ik om die reden niet afsla. Sowieso was ik tweede geworden in mijn categorie geloof ik. De nummer een reed een klasse beter.

En nu moet ik terug om mijn p.r. terplaatste tot een tijd onder de negen mintuten aan te scherpen, al was ik sowieso van plan om terug te komen. Het is namelijk geweldig mooi rijden door de Krimpenerwaard, zelfs met wat klein agrarisch leed.

Broodnodig

Tuesday, June 2nd, 2009

Na een reis Down-Under van tweeënhalve week (met ter plaatste een schamele 43 km op de mtb) was volgens velen geen ideale voorbereiding. De drie dagen voor de tijdrit van afgelopen donderdag (na zondag ‘s morgens te zijn geland om 7:00 te Amsterdam) had ik echter heerlijke kilometers gedraaid en voelde de benen soepel.

Donderdag was ik vroeg op mijn werk. Zo kon ik met goed fatsoen rond kwart over vier afzwaaien. Ruim op tijd kwam ik aan op het tijdritparkoers van Woubrugge, waar ik elke bocht kan dromen, en elke drempel ken. Toch maar weer een keertje verkennen. Kijken hoe de wind staat. Direct lekker warm rijden en de benen op spanning brengen.

De verkenning annex warming-up leerde mij dat er meer wind stond dan ik dacht. Het zwaarste stuk zou het stuk zijn parallel aan de N207 op de terugweg. het stuk richting het keerpunt (en logischerwijze ook op de terugweg) lag bezaaid met takjes en ander grut. En overblijfsel van de storm van dinsdag.

Op de terugweg spotte ik mijn eerste opponent van de dag. VDB kwam mij tegemoet gereden. Ook hij was op tijd aanwezig om zich goed voor te bereiden. Terug bij de oto hield ik me verder rustig. Ik keek naar hoe een aantal jonge stieren gevoederd werden (biefstuk ready werden gemaakt) en warmde mijn benen op Spaanse wijze, zoals Doctor Davey dat noemde. Een alleszins prettige methodiek.

En toen was het moment daar. Ik moest van start. Door mijn als maar verbeterende resultaten in de tweede helft van het startveld. Laatste check van de overschoenen, de druppelhelm, het initiële verzet, de hartslagmeter, en in de blokken

Vijf, vier, drie, twee, een, gaan! Het dijkje af, en trappen, alleen maar trappen. De snelheid gaat over de 46 km/u. De hartslag loopt geleidelijk op tot 4 hartslagen boven het omslagpunt. Dan komt de beklimming. Nu ja, je snelheid zakt als je het vermogen opschroeft. Tot dat moment gaat het vanzelf, en heb je geen last, daarna begint het echte tijdrijden. Rijden met pijn…

De trapfrequentie voelt goed (ik heb geen kadansmeter onboard, maar ik schat de voor mij vertrouwde 100 rpm+). Dan de eerste bocht. Ik probeer hem ruimer dan voor mij gebruikelijk aan te sturen, maar ga er toch nog brak doorheen.

Rap weer tempo maken. De snelheid loopt weer op, maar haalt niet de snelheid die ik hoopte. De hartslag ligt nog steeds goed, zelfs zeer goed. Het varieert tussen de 4 en 10 slagen boven omslag en voelt alsof ik dat ga volhouden tot de finish, al is die nog ver.

De slingerbocht rond het monument gaat iets beter en ik kom er voor mijn doen niet onaardig uit. Over de takjes (zoveel mogelijk er om heen) en richting het keerpunt. Een blik op de klok brengt enige vertwijfeling.Gezien de wind moet ik voor het door mij gewenste p.r. waarschijnlijk rond de 10:15 doorkomen. Dat lukt nét niet. In de hoop de ronding wat beter te maken rijd ik iets verder door om een grotere bocht te kunnen maken. Dit mislukt jammerlijk en kost me kostbare seconden.

Dan begint het echte werken. Ik krijg dorst en het is loodzwaar langs de N207 tegen de wind. De snelheid blijft ternauwernood boven de 37 km/u en de hartslag is okerrood. De bocht richting de finish is niet om over naar huis te schrijven, noch om over te posten op een forum (derhalve kan u deze zin als niet gepubliceerd beschouwen) en het is vrezen voor het laatste stuk.

Er is gelukkig meer luwte dan gepland tijdens het inrijden, maar een p.r. wordt lastig. De seconden tikken weg, het lijf wil niet nog harder. En dan breekt het moment aan dat ik zie dat de finish verder weg is dan het bereiden van 21 minuten (mijn p.r.) ik baal en trap nog 14 seconden door om binnen te rollen. Een niet voor herhaling vatbare krachtterm komt over mijn lippen. Het is niet gelukt…

Helemaal kapot en uitgewoond probeer ik uit te rijden. Ik schakel terug naar het binnenblad. Ik schakel terug voorbij het binnenblad. Niets uitrijden meer. Ik sta stil. Slijm baant zich een weg naar buiten. Wat uit mijn bidon biedt uitkomst.

Ik heb daags na de wedstrijd de relativerende woorden van de beul en de rups nodig om tevreden terug te kijken. Al was het maar omdat geen enkele deelnemer een p.r. reed en slechts een renner (De Neut) harder reed dan de vorige editie. Achteraf was het zo slecht niet. Al koop je daar geen brood voor, laat staan een p.r.

Fietskoerier voor een dag

Monday, June 1st, 2009

Sommige lezers zijn op de hoogte dat ik naast fanatiek fietser ook fanatiek schaker ben. Twee bezigheden die zij maar moeilijk laten combineren, maar die elkaar gelukkig ook niet buitensporig in de weg zitten. Dit laatste vooral sinds ik schaken heb gepromoveerd tot mijn wintersport.

Enfin, soms wint het schaken het toch als de r niet meer in de maand is. Nu ja het schaken, het drinken van biertjes op zonovergoten terrasjes. Mijn schaakvereniging organiseert sinds jaar en dag (sinds 2004 om precies te zijn) een kroeglopertoernooi, en ijs en weder diendende ben ik daarbij.

Zo ook dit jaar, met dat kleine verschil: ik dronk geen druppel een deed geen zet. Hè, leest u dat goed? Helaas, dat deed u. Om het voor 156 andere schakers mogelijk te maken aan dit geweldige evenement deel te nemen, offerde ik mijn vrije pinkerzondag op om als een heuze fietskoerier de organisatie te versterken. Op met mijn oude stadfiets scheurde ik de hele dag door de Delftse binnenstad. De fiets waarop ik – opa haalt herinneringen op – de laatste drie jaar van mijn middelbare schooltijd woon-school(-en werk)-verkeer mee deed. Toen nog voorzien van triatlon stuur en kilometerteller. Nu voorzien van de nodige roestplekken.

Na een goede warming-up (Leiden-Delft is op zo’n fiets net ff zwaarder dan op een racer) arriveerde ik rond elf uur in het commando-centrum van het toernooi. Vermeldenswaardig is dat ik hierbij op D2-tempo rijdend een renner op een Pinarrello Prince inhaalde. Een mooi voorbeeld dat het niet de fiets, maar de berijder is die het h’m doet. Na dat het toernooi van start was gegaan kon ik mum van tijd aan de bak. Elke ronde moesten Jolle (mijn medekoerier) en ik de elf deelnemende kroegen twee maal langs. De eerste maal om een nieuwe indeling door te geven, de tweede maal om de uitslagen op te halen. Ik kreeg – op grond van mijn vermeende fietskwaliteiten – de zes meest ver weg gelegen kroegen onder mijn hoede. Oke, dat stelde ik zelf voor.

Het parcours was bochtig en voorzien van de nodige kasseistroken. Verder waren paaltjes, bussen, auto’s, en de vele terrasbezoekers niet te onderschatten obstakels. Het was dus voortdurend optrekken-remmen-optrekken-remmen en deze obstakels ontwijken. Als er meer fietsers en minder wandelaars waren geweest zou ik zweren dat ik het pinkstercritirium van Delft aan het rijden was, in plaats van fietskoeriertje spelen.

Getogen in mijn favouriete wielershirt (de koersbroek voor deze gelegenheid verscholen onder een korte broek) mocht ik de nodige opmerkingen pareren over doping, Rasmussen, Pantani (droeg een bandana in de hoop te zorgen dat mijn hoofd geen rode bol werd) en het verloop van de Giro. Dat eerste ging vrij aardig (bijna alle schakers zouden positief bevonden worden tijdens dit toernooi), op dat laatste moest ik antwoord helaas schuldig blijven: in mijn kroegen stond geen tv aan waar de Giro te volgen was. Jolle had meer geluk een van zijn kroegen was het wel te volgen. Hem bleek het niets te intresseren. Tja, die mensen heb je ook.

Fietskoerier zijn houdt ook in dat je moet anticiperen: zo moest en falende schaakklok in allerijl vervangen worden, en nadat onverlaten om misterieuze wijze een schaakbord, klok, en stukken lieten verwijden moest er met spoed een nieuwe set geregeld worden. Met nog meer vaart dan gemiddeld schoot ik over stoepranden, langs paaltjes, voorbij volle terrassen, en haalde zo nu en dan zelfs een auto in. Alles voor een vlekkenloze organisatie.

Toen ik om acht uur afzwaaide was het een mooie dag geweest. Het toernooi was vlotjes verlopen, het schaakmateriaal was weer terug waar het hoorde en vele deelnemers waren (in meer of minder benevelde toestand) aangeschoven in het clubgebouw om onze vereniging van haar voorraad bier af te helpen. Na een training als deze, en met de terugreis in het vooruitzicht leek het mij geen goed idee hen te volgen. Volgend jaar weer. Wellicht weet ik het schaken en fietsen dan nogmaals te verenigen…

Killing

Monday, September 29th, 2008

We did it again: we killed the monster. Maar dit jaar had ik nog ‘slechts’ 3 uur 31 minuten en 10 seconden nodig om dit bloeddorstige monster, zich ophoudend in de Flevopolder, neer te sabelen. Dankzij mijn blade (wat een machtig wapen) ging dat 22 minuten sneller dan vorig jaar.

De dag begon met een kleine teleurstelling: Norbert van der Straaten deed uiteindelijk toch niet mee. Maar niet te lang getreurd: het beloofde een topdag te worden. Het was nagenoeg windstil, de mist die hierdoor was blijven hangen gaf een mystiek gevoel zo vlak voor de start.


In de mist

Een dag eerder had ik een teller gemonteerd. Jezelf drieënhalf uur oppeppen zonder dat je weet hoe ver je nog moet, of hoe hard je gaat, is ondoenlijk. Vooral als de wind tegen is, en het monster je keihard geselt, kan je elke positieve prikkel goed gebruiken. Dus zaterdag heel secuur met gaffertape e.a. vast gezet in de hoop zo min mogelijk van de aerodynamica te vernaggelen.

Vorig jaar had ik er zo’n 4000 km op zitten toen ik van start ging, nu stond de teller op 5800 km. Beide waarden zijn geen sublieme (understatement) voorbereiding op een duurinspanning van deze omvang. Deelnemers die de hele rit rond hun omslagpunt rijden (ik maak geen grapje) moest ik maar weer niet gaan proberen te kopieëren, anders zou het monster mijn vroeg in het tweede rondje de genadeklap geven. En vorig jaar ging ik door een diep dal het laatste rondje, dus ik was gewaarschuwd.

En er was nog een factor die het er makkelijker op ging maken: mijn wapen is zo stijf dat elke hoppel, elke oneffenheid voelbaar is. Voor je het weet snij je niet alleen je tegenstander de nek af, maar ook je zelf. Ook de diepe zet (ik heb er vanaf gezien om mn stuur hoger te zetten) is zwaar, heel zwaar.

En dan heb je ambitie, dodelijk voor het nemen van rationele verstandige beslissingen. Spottend met de wetten van de logia ging ik voor een tijd van onder de 3:30. Meer dan 20 minuten sneller dan het jaar er voor.


En los!

Maar goed, de start, die was goed. In tegenstelling tot vorig jaar nam ik niet een afslag te vroeg. Op de souplesse met een hartslag van 155 (10 onder omslag) en 38 km/u ging ik richting het viaduct. Oké, toch meer wind dan helemaal niets was de conclusie. Voorzichtig de snelheid iets laten zakken net als de hartslag en rustig blijven omwentelen.

Hoewel het hart en de benen goed hun werk deden, was het zitvlak direct in protest, na zo’n 20 km (nog 103 km te gaan) was dat al niet comfortabel meer. En toen tegen de wind in (verschil mee- vs. tegenwind was zo’n 4 km/u) rond de 35 km zelfs een klein krampje opstak vreesde ik met grote vrezen.

Toch ging het eerste rondje voorspoedig. In 1 uur 8 minuten en zo’n 50 seconden (35,6 km/u) lag ik op koers. Ik was er echter niet gerust op, want het lichaam protesteerde. En ik moest nog ruim 80 km. Ik liet m’n hartslag dus zakken tot zo’n 148 en probeerde m’n trapfrequentie wel hoog te houden. De bevoorrading ging goed, maar de gel die ik naar binnen werkte sloeg hard op m’n maag. gelukkig had ik ook een lichter verteerbaar energiedrankje bij me. Daarmee spoelde ik de handel weg en vervolgde de tocht.


122,4 kilometer asfalt…

Halverwege de tweede ‘rak’ tegen draaiden we een doorgaande weg op en moest ik – de enige keer – licht in de remmen om niet onder een oto te geraken. Niets aan te doen, en ook geen killer voor je tijd. (We mochten willen dat ons parkoers in Woubrugge zo verkeersluw was) Ook voelde ik weer een beetje krap zo aan het einde. Even strekken en uit het zadel was het devies om de pijn dragelijk te houden.

En toen kwam de laatste ronde. De tussentijd die ik zag bevreesde mij: 2:19 nog wat. Dat betekende dat ik mijn doel niet ging halen, of ik zou alles uit de kast moeten halen. Maar het deed al zo’n pijn! Goede raad was duur en in herinnering ervoer ik weer hoe vorig jaar het licht uitging. Ik wilde best als een uitknepen sinaasappel over de finish rollen, maar alléén met een goede tijd.

Ik voerde m’n hartslag op tot 155 en besloot te zien waar het schip zou stranden. De bevoorrading ging wederom goed, maar ik besloot naast m’n energiedrankje dit keer een Twix naar binnen te werken, een gel zag ik mezelf niet overleven. Daarna begon het grote aftellen: nog 30 km, nog 20 km, tegen de wind ging het nog maar 31 à 32 km/u. Twee keer moest ik serieus uit de pedalen om de opkomende kramp te temperen. Toch bleef alles binnen de perken, ik perste er nog een lichte versnelling uit. Op het laatste rechte stuk echter werd ik – de enige keer – ingehaald. Bottecchia (lid van forum.fiets.nl) ging mij voorbij. Dat mocht niet! Ik zette aan en oei, daar was de kramp…


Hoe sterk (en hoe eenzaam)…

Langzaam liet ik me weer zakken in het zadel en herstelde. Bottecchia liet mij achter zich. Met de finish in zicht perste ik er echter nog een keer alles uit. Met 45 km/u rolde ik over de finish. Dat was toch iets beter dan de 23 km/u van vorig jaar. Ik rolde uit. 34,8 km/u! Je moet uitrijden, zei een stemmetje in m’n hoofd. Ook dat besloot ik de nek om te draaien. Een eitje na het verslaan van het monster…

Dorst

Sunday, August 24th, 2008

Twee emmertjes water halen, twee emmertjes pompen. Dat is een korte samenvatting voor mijn Grand Fondo ontgroening.  Circa 140 kilometer harken door de polder. Met dank aan de rijzende ster van TD.

Niks neutralisatie (zoals aangekondigd). Vanaf de eerste meters werd er redelijk doorgekacheld. Doordat ik niet bijzonder fraai mijn bed uitrolde (technisch niets mee aan de hand, maar helaas niet binnen gestelde de tijd) kwamen m’n vriendinnetje en ik ‘slechts’ drie kwartier van te voren aan.

Met dank aan de soepele organisatie had ik vervolgens nog 5 minuten om mijn fiets te pakken en mij te melden aan de start voor de cyclo. In de haast had ik geen kans gezien mijn bidon te vullen – en had ik naast een flesje energiedrank niets vloeibaars bij me. Niet het gedroomde debuut op een cyclo, maar goed, we gingen wel zien waar het schip zou stranden en ik moest lossen om water te tappen.

Het peloton fietste nerveus. Vooral de korte stukken tegen de wind (op de heenweg was er vooral wind mee) leek niemand interesse te hebben in het opzetten van waaiers. Als een van de minder heldhaftigen (en daarom achterin) in het peloton kon ik zo steeds gaten dichtrijden van (nog) mindere goden die moesten lossen.

Een kwartier voordat we Den Helder bereikten ging het wederom op de kant. Een grote groep, mijzelve incluis, miste de slag en de achtervolging werd ingezet. Het werd me toen duidelijk dat velen van de gelosten het al welletjes vonden en met twee ook nog fitte mannen (waarvoor zeer veel dank!) zetten wij een achtervolging in. Door de goede samenwerking en door dat het tempo door Den Helder van het peloton ‘te doen’ was sloten wij vlak voordat Den Helder weer verlaten werd aan.

Dit was zeer tijdelijk. Den Helder uit werden we over een buitendijks fietspad met niet-bollend asfalt tegen de wind in gestuurd. Achterin de niet gevormde waaier moest ik passen. De inspanningen om terug te komen en het water tekort (waardoor ik ook minder gegeten had dan gepland) eisten hun tol en ik moest passen.

Aangezien ik er mentaal ook behoorlijk doorheen zat keek ik op mijn fietselektronica om te zien hoe ver het nog was. Hmm, 84 km afgelegd in 2:11. Alkmaar is nog ver…

Gelukkig was ik niet alleen de rest van de rit. Een zeer simathieke gozer (man/jongen/hij mag kiezen) moest ook de zelfde kant op (duh ) en wij vervolgende onze weg in aangepast tempo. Hij bezat ook twee bidons gevuld met limonade en was zo vriendelijk mij daar een deel van af te staan. Zonder deze geste had ik mijzelf wellicht helemaal de vernieling in gereden.

Na een kilometer of 15 haalden wij een wielrenner (met bijzonder 20 jaar oud remsystem een TU Delft bidon) bij. Met z’n drieën reden we door. Nu ja, ik moest meer passen dan me lief was, maar ze waren vriendelijk en maakten er geen probleem van.

Met nog zo’n 20 à 25 km te gaan zag ik de eerste bevoorrading (daarvoor schijnen ze er ook geweest te zijn, ik heb ze – mede door het tempo gok ik zo – niet gezien) Eindelijk kon ik mijn eigen bidon vullen met limonade (gewoon water hadden ze niet). Daarna zijn we als de brandweer weer vertrokken.

Vanaf daar met een groep van zo’n 8 man naar de finish gekacheld. Ik kreeg zowaar (wat gek ) weer wat power in de benen, en een van de twee eerdere mede achtervolgers (die clubgenoot van me bleek te zijn, ik had geen idee) sloot ook aan. Na 4 uur en 2 minuten reden we over de blieb-blieb-matten.

Diep respect voor de winnaar (3:42) die de sprint won in een peloton dat was uitgedund tot 16 man (m/v?).

Vervolgens nog een poosje mogen wachten tot m’n vriendinnetje en haar metgezellin samen binnen kwamen. Ze hadden de 100 km gedaan en hun tijd genomen voor de bevoorradingen. Een mooi argument voor de stelling dat vrouwen slimmer zijn dan mannen.

Om kort te gaan (nu nog?): de organisatie was niet super. De uitpijling was zeer goed. De route was aardig, maar niet zeer fraai. De wedstrijd was leuk! Volgend jaar wellicht weer.

Afzien

Sunday, October 7th, 2007

De hele week was het prut weer. Regen, wind, en verre van warm. Maar Erwin had mooi weer belooft voor het weekend, dus daar klampte ik me maar aan vast. Tijdens m’n laatste training (woon-werk verkeer Leiden-Delft) was van deze verbeteringen echter niets te merken. Bij thuiskomst oogde mijn fiets als het slachtoffer van een zware crosswedstrijd.

Het is altijd leuk om bekenden tegen te komen – voelt vertrouwd – dus toen ik zondagmorgen Gabrielle en Peter (voor de niet ingewijden, haar vriend) in-the-middle-of-f#ck!n’-nowhere aantrof vlak voor de start was dat een geruststellende bevinding. Nu kwam het niet als een verrassing: Tijdens het CK tijdrijden hadden we het er al over gehad, maar een mens kan zich bedenken, zeker als het over zo iets dwaas gaat als deze monstertijdrit. Een goede schaakvriend van mij (al was me zijn naam op de startlijst niet opgevallen) koos er deze ochtend in ieder geval voor om lekker in zijn warme bed te blijven liggen.

Het weer dat door Erwin belooft was viel wat tegen: op de weg er naar toe vielen er nog wat buitjes, de wind was weliswaar minder hard dan gemiddeld in de polder maar duidelijk nadrukkelijker aanwezig dan voorspeld. En bovendien lag er nogal wat bagger zo hier en daar op het parcours. En het was nog steeds fris.

Aangezien ik geen ambitieuze eindtijd had opgegeven bij de organisatie mocht ik al als zesde starten. En dan zit je op de fiets, je moet nog 123 km (het rondje was stiekem 41 km lang) en je hebt geen idee waar het schip zal stranden. Tot overmaat van ramp koos ik een afslag te vroeg bij de eerste bocht. Hierdoor reed ik 1 km om, en sloot achter de nummer acht op de startlijst weer aan. Er was echter ook een lichtpuntje te bespeuren: ik had een lekker tempo gevonden en de hartslagmeter gaf een constante 156 bpm aan, dat was wat ik had beacht, en het voelde goed en makkelijk.

Na de ‘beklimming’ van het viaduct was er sprake van een goede wind mee en de snelheid liep duidelijk op (in mijn geval tot bijna 40 km/u, bij de kleppers tegen de 50 gok ik zo). De van te voren geselecteerde Monsterious Noice (Metallica, System of a Down, e.a. goedbedoelde up-tempo teringherrie) hielden het moraal hoog. De zon brak langzaam door. Iedereen was gelukkig.

Het eerste rondje ging voorspoedig – zeker gezien de kleine omweg in het begin – en ik had al een aantal mensen die voor mij gestart waren ingehaald. Het tweede rondje ging in het zelfde lekkere tempo door. Voor de wind ging het iets minder hard, maar alles binnen de marge, en het lijf voelde goed. Door een vergissing van de bevoorradingsploeg miste ik mijn zakje met eten. Nu ja, niet getreurd, ik had twee gels bij me, en er kwam nog een bevoorrading aan.

Tijdens het tweede lange stuk wind tegen begon ik de eerste vermoeidheid te merken – maar hé, ik had er al weer 75 km op zitten – dus zorgen maakte ik me nog niet. Daarnaast voelde ik me gesteund door Peter die langs het parcours stond en me aanmoedigde.

Het laatste rondje was echter andere koek. Hoewel ik de bevoorrading nu niet miste, ging het voor de wind duidelijk minder hard, en de benen begonnen leeg aan te voelen. Het stuk erna ging beter dan de rondes ervoor dus een voorzichtige conclusie was dat de wind gedraaid moest zijn. Halverwege dit rondje begon het grote aftellen en het gevoel dat die laatste 20 km nog heeeeeeel ver was. De hartslag daalde, net als het tempo en de laatste kleppers reden me voorbij. Nog 15 km, oh mijn niet bestaand opperwezen, wat is het nog ver. Nog 13 km, diet schiet niet op…

Na de laatste bocht ging het licht definitief uit, en bij gebrek aan zaklantaarn, harkte ik op het binnenblad de laatste lange 5 km verder. De snelheid was inmiddels onder de 25 km/u gezakt en zakte rustig verder. Ik overwoog serieus om de laatste 3 km niet meer te fietsen, maar zag er vanaf om af te stappen omdat ik bang was dat de benen het dunne lijf niet meer zoude kunnen dragen. Met een beschamende 21 km/u rolde ik als een uitgeknepen/perste sinasappel over de finish. Ik had het gehaald?!

M’n geliefde stond genietend van de zon op me te wachten. Ik mompelde nog iets als: “alles doet pijn”, en “volgend jaar weer!”. Ik had het monster verslagen, maar het had mijn denkvermogen duidelijk aangetast…

Van Peter begreep ik later dat Gabrielle twee keer lek had gereden en na de tweede keer besloot af te stappen. Jammer voor haar, want het ging zeer lekker begreep ik.

Tijden

1:16:37 32,20 km/u (ronde 1)
1:15:05 32,86 km/u (ronde 2)
1:22:07 30,05 km/u (ronde 3)
3:53:49 31,66 km/u (totaal)

p.s. de organisatie meldt op haar site een tweede ronde van 1:25:05, dit is niet juist. getuige ook de dan verkeerde totaal tijd.