Archive for the ‘Tijdstrijd’ Category

0,46

Wednesday, July 22nd, 2009

Kampioen wordt je niet zo maar. Dat is trainen, trainen, en nog eens trainen (..)

Het gaat het mij niet om de ontbijtkoek of het kampioenschap, het gaat mij om de herhaling. Trainen, trainen en nog eens trainen. En dat elke dag. Ik heb tot twee weken geleden niet hard genoeg getraind. Om beter te worden, moet je het lichaam ziek maken. Het zo op zijn donder geven dat het er beter uitkomt. Supercompensatie heet dat, er zijn boeken over vol geschreven, maar de meesten – waaronder ondergetekende – kloten wat aan, in de hoop dat het werkt.

Maar ik trainde niet hard genoeg. Ik was zelden moe, of uitgewoond. En als het lichaam geen schop krijgt, gaat het niet meer spiermassa produceren, of de stofwisseling optimaliseren voor zwaardere inspanning. Dus nu het aantal wedstrijden dat ik per week tot om en nabij nul geraakt is, is het trainen, trainen en nog eens trainen.

Vandaag stond er een intervaltraining op het programma. Maar omdat ik het niet kan laten deed ik die in wedstrijdverband en stond ik aan de start van de vierde ronde van de WTOS 10km Tijdritcompetitie. Het zou geen toptijd worden. Niet alleen is zo’n zware trainingsperiode niet bevorderlijk voor de kortetermijn prestaties, nee, mijn earodynamisch zeer verantwoorde diskwiel heeft op moment van typen nog het meeste weg van een pitabroodje. Een aanblik die niet geschikt is voor jeugde en anderszinds gevoelig aangelegde kijkers. Ik zal u de beelden derhalve besparen.

Nadat ik een voorzichtige richttijd had opgegeven – vier seconden langzamer dan ik de vorige keer reed én voorspelde – mocht ik als vijfde van start. Viertien minuten, dertig seconden en vierennegentig honderdste later was ik terug. Zesenveertig honderste sneller dan de vorige keer. Een pr als wisselgeld.

Maar vandaag is niet belangrijk. In september liggen mijn doelen. Het NK Tijdrijden voor kneuzen,  de Monster(lijke) Tijdrit, en last but – enfin – het clubkampioenschap Tijdrijden van Swift. Eerst trainen, trainen en nog eens trainen. Kampioen wordt je niet zomaar. Alhoewel zesenveertig honderste sneller meer dan genoeg is natuurlijk.

Halvezool

Tuesday, July 7th, 2009

Een goed begin…

Inderdaad, het halve werk. Dat dacht ik ook toen ik vanmorgen mijn otomobiel omtoverde tot privé tourbus. Wielen, tijdritframe, gereedschap, kleding, water, het werd allemaal ingeladen. Vanavond moet het gebeuren. Een nieuwe edititie van de Zuid-Holland Tijdritcompetitie wacht. Wacht op benen. Op benen die al twee weken niet meer voelen zoals ze zouden moeten voelen. Vorm, of het gebrek daar aan. Zucht.

Vandaag is ook de dag van de ploegentijdrit in de Tour. Ik bekijk de stream tussen het werk(en) door. Het inspireert. Vanavond mag ik ook. Op het mooie speelgoed rondjes malen. Ook mijn rondje bevat minder prettig asfalt, en wat naar stuurwerk. Nog voor dat de truitjes verdeeld worden, roept de plicht. De voorbereiding, ik moet er vandoor.

Tom – mijn navigatievriendje in tweevoud – stuurt me langs de bekende wegen het Westland in. Ruim op tijd arriveer ik bij de bloementeler die zijn bedrijventerrein beschikbaar heeft gesteld. Ik ben de eerste lijkt het. De medewerkers zijn nog druk bezig met een laatste order en weten mij in – mijn Pools is niet zo best – gebrekkig Nederlands niet verder te helpen.

Onverricht loop ik terug richting de oto. Ik laad het frame uit, steek er de wielen in, pomp ze op, en ga me omkleden. G#dv@rd#m@! Ik ben mijn raceschoenen vergeten. Argh, stik, sterf! Goede raad hoeft niet veel te kosten, dus ik ga op zoek onder de overige deelnemers naar een gewillig slachtoffer die zijn – haar? weinig kans met mijn scheeps(be)schuiten – pantoffels wil afstaan.

– “Heeft iemand schoenen te leen? Look Delta pedalen.”
– “Look Delta pedalen? Nooit van gehoord. Zij dat toe clips? ”, de jeugdigen hadden geen idee welk archaïsch mechanisme mijn voeten met mijn pedalen verbond, verstrooide avonden als deze daar gelaten natuurlijk.

Al snel besloot ik dat het hem niet  ging worden. Ik ging maar eens inrijden op gewone schoenen:
– “Er zijn er die koersen hebben gewonnen op gympen”, werd me nog toegeworpen. Of ik daar wat voor kocht.

Om de schande wat te beperken besloot ik overschoenen over mijn schoenen te frommelen.

Helaas ben je nooit alleen op dit soort schandelijke momenten. Sta jij je een beetje van je beste kant te laten zien in een gesprek met een goed uiziende dame met fietsaffiniteit, blijkt het een ware paparazzio paparazzine. Genadeloos legt ze mijn sneakers incoginito vast. Daar sta je dan, met je goede gedrag, je geschoren benen, ingestudeerde openingszin, en aangeleerd wielerlatijn.

Over de race kan ik kort zijn: K^T. Geen moment zat ik rustig op het zadel. Mijn voeten bleven schuiven over de pedalen, kramp in de voeten, voortdurend zoekend naar grip. Het stuk tegen de wind was het totaal niet bollende K^T asfalt, voor de wind kreeg ik nooit de molen lekker rond. Gelukkig hebben we de foto’s nog:

Zo’n een-en-twintig kilometer à een-en-veertig in het uur. Op gewone schoenen, de halvezool…

Beated

Friday, June 26th, 2009

Gisteren maakte ik mij op voor de ‘Dubbel van Woubrugge’. Veel wind, drie keerpunten, bijna negenentwintigkilometer asfalt. En schrale benen. Twee tijdritten achter elkaar. Dat is niet slim. Zegt men. Maar vorig jaar reed ik zelfs een 30 kilometertijdrit daags voor de Dubbel en had ik geen centje pijn. Het waren mijn eerste twee tijdritten met mijn titanium tijdritmachientje. Ik reed de sterren van mijn eigen hemel.

Tijdens het inrijden was er niets aan de hand. De pijn verdween als sneeuw voor de zon. En zon was er. Het was warm. De anderhalve liter water die ik mee genomen had was nauwlijks voldoende. Maar toen kwam het moment: Nog vijf, vier, drie, …

Met een mislukte oerkreet zet ik ons tweeën in beweging. De startheuvel af. Shit. In tegenstelling tot normaal beginnen we met tegenwind op het eerste stuk, helemaal vergeten. Auw. Het duurt enige tijd voordat ik ritme vind. Na de eerste bocht ga ik het rood in. Achtenveertig per uur. Het gaat stroef, dus dat betekend pijn, heel veel pijn, op de terugweg.

De slinger gaat niet slecht. Op naar het keerpunt. Wind mee, maar oei, het valt niet mee. De hartslagmeter wil niet meer in het rood. De snelheid valt tegen, het tweede baal momentje.

Het eerste keerpunt geslecht, kon slechter. Het hoofd is leeg, nee hol. De motor doet niet wat het moet doen: vermogen leveren. Ik voel de achtervolgers in mijn nek hijgen. Met het grote mes in de achtervolging.

De slinger genomen, het zware stuk tegen de wind. Nog steeds geen code rode. Met moeite boven de tien meter per seconde. In mijn ooghoek zie ik Bruco staan. Ik weet niet of ie wat roept. Ik ver sta het niet. De bocht door. Schakel, schakel?! G*dv@rd*m@! Binnenblad, dat was niet de bedoeling. Shift, shift, shift. Argh! Ga terug. Shift op, Shift af, Shift op, Shift op. Het lijkt een eeuwigheid te duren. Eindelijk. En nu weer trappen. Trappen, trappen, trappen.

Zoef, zoef, zoef. De Beul komt langs gezoeft. Met soepele tred en hoge snelheid. Zoef, zoef, zoef. Ik zou graag aanhaken. Maar het mag niet. En als het gemogen had: ik had het niet gekund. Ik zie de finishlijn, maar helaas, pas halverwege.

Daar komt VDB. Ik pak een punt.  Daar moet ik dus over een minuut zijn. Op 22:24.

De startheuvel op, bochtje maken, en weer naar beneden.
Je hebt 21:41

Ik bedenk me dat ik niet eens weet wat ik vorig jaar reed. Rekenen lukt ook niet. Focus op het VDB-punt. Het eerste lichtpuntje. Ik lijk een of twee seconden op hem voor te liggen.  Ik check de hartslag meter. Negatief. Nog steeds onder omslag. Voor me zie ik de Beul. Een mooie prooi, ware het, dat de beul nooit de prooi is, maar de jager. Langzaam verdwijnt hij uit mijn gezichtsveld.

Als een zombie rijd ik verder. Pak VDB zegt een stemmetje, maar ik hoor het niet. Twee stroken rijdt ik zonder herinnering. Dan doemt het derde keerpunt op. Maar ik ben niet alleen. Een enorme four-wheel-drive met dito aanhander doemt op. De vekeersregelaar is machteloos. De veel-tonner-combinatie drukt zijn neus voor mij om het pionnetje heen. Ik heb geen keus en moet uitwijken. Krachttermen van gelijke strekking als eerder deze rit verbijt ik de verloren seconden. Als door een wesp gestoken ga ik er achteraan. Misschien pak ik nog wat luwte.

Helaas hij rijdt te hard. Ik houd hem niet bij. Ik knap. Ik overweeg om op te geven, maar draai door, zonder vuur, zonder motivatie. Na de slinger wordt ik nogmaals ingehaald. Door drie man, ongeveer gelijktijdig. Ze rijden dicht op elkaar. Ik wil, kan, en mag nog steeds niet aanhaken. Een lap zijn ze niet, het  rode snelpak van Senne ten spijt.

De  laatste bocht. Bruco roept iets, ik hoor het nu wel, maar versta het niet. Inmiddels zit ik achterstevoren op de fiets. Ik zou ze kunnen uitzwaaien nu. Maar ik doe het niet. Ik gooi h’m om de twaalf. Op naar de magische vijftig. Het lukt, maar het geeft geen voldoening. In de verte, voor de tweede maal, de finishlijn. Ik check de tijd. Onder de 44 minuten zou mooi zijn. De snelheid is al weer eventjes geen vijftig meer. Ik pers er het laatste beetje uit. 43:59.

You have to show them that you’re really not scared.
You’re playin’ with your life – this ain’t no truth or dare.
They’ll kick you, then they beat you,
then they’ll tell you it’s fair:
So beat it (..)

In retropersectief  moet ik concluderen dat ook Michael Jackson een niet altijd even succesvol tijdrijder was…

Schraal

Wednesday, June 24th, 2009

We schrijven Ik typ maandag 14 september 1998. Na twee weken logeren in Haagse kringen betreed ik eindelijk mijn ‘studentenhuis’ in Delft. Een hele nieuwe wereld gaat voor me open. Nieuwe gebruiken (gefrituurde loempia bij het avond eten), ritme (opstaan na 11 uur ’s ochtends),  en vrienden (huisgenoten, studievrienden). Feestjes met veel bier, en weinig meisjes. Vieze keukens, ranzige kamers. Schraal, in goed Delfts.

Nu bijna elf jaar later sta ik om 18:43 op de parkeerplaats mijn tt-machientje op te tuigen. Wielen d’r in en op 10 bar. Snelpak aan, bidon vullen voor het inrijden. Over een kwartiertje start de in schrijving voor de WTOS 10 km tijdrit. Ik weet niet precies wat ik kan verwachten. Een ongergeld zooitje waarschijnlijk, op hun site was het lang zoeken naar de benodigde informatie. Eerst maar eens verkennen.

Het parcours voert over de secondaire weg langs de A13. Bekend terein. Tijdens mijn studententijd zat het traject soms in mijn trainingsrondjes. Het asfalt  bolt niet. Er is een versmalling, waar je maar van moet hopen dat de weinige otomobilisten die je kan tegenkomen je enige ruimte geven. Ook rijdt je langs een nest met jonge zwanen. Vooral op de terugweg kom je daar dichterbij in de buurt, dan prettig. En het waait. Het waait fors. Heen, ruim mee, en – zo gaat dat bij een heen-en-weertje – terug tegen.

Het is inmiddels al ruim na zevenen. Slechts een WTOS’er heb ik inmiddels gespot. Een jongen die ik vaag ken van Delfts feestje waar ik vorig jaar verzeild raakte. Sindsdien heb ik hem twee maal in wedstrijdverband getroffen: De ronde van Pijnacker en de Zuid-Holland Tijdritcompetitie. Een kort gesprek leert dat ook hij geen idee heeft waar de rest blijft. Hij is bestuurslid.

Op de inschrijfplek aangekomen druppelen langzaam de eerste deelnemers binnen. Dde WTOS-ploegleiderswagen is inmiddels gearriveerd. De startlijst wordt opgemaakt. Wat mijn verwachte eindtijd is? Mijn vage kennis heeft zojuist gemeld dat ie voor 14:30 gaat. Dat was precies de tijd die ik bedacht had te gaan aangeven. Doe mij dan maar 14:31. Hmm, ik wilde achter hem starten, ik had 14:29 moeten zeggen, bedenk ik me. Maar goed, voor hem starten is ook oke.

Het loopt al tegen half acht als de mobiele telefoon wordt ingeschakeld:
Euh, ging jij nog komen?
- [ongetwijfeld een wedervraag]
Ja, om bij het keerpunt te staan.

Zo dat was dan ook geregeld. Onder het mom: “Wat is de wereld toch klein” spreek ik met een sympathieke Vlaamse wielrenner die de virtuele wereld enige bekendheid heeft als ‘de zwarten’. Hij was gewapend met een enorme paparazzi-camera. Hij ging wat kiekjes maken. Tijdrijden was niet zijn ding. Tja, die mensen heb je ook…

Toen vlak voor achten dan ook de keerpuntbeveiliger kwam aan gekard op zijn aftanse studentenbrik konden we eindelijk beginnen. De eerste renners vertrekken. Ik friemel nog wat aan m’n overschoenen. Vijf, vier, drie, twee, een, en gaan.

Mijn hersenen schakelen weerover in tt-modus. Je moet trappen, je moet trappen. Niet te gek, je hebt wind mee, maar vooral: je hebt straks wind tegen. Slinger, gewoon in de beugel, prima te doen, blijven trapen. De hardslagmeter gaat van diep-oranje over in rood. Bijna halverwege.

Het keerpunt doemt op. De beveiliger wijst. Hmm, ik moet voor hem langs? Oke. Nog harder remmen dan ik van plan was, anders ga ik door hem heen. En aan zetten maar.

Nu begint het lijden. Vijf kilometer precies vol tegen de wind in. De hardslagmeter begint oker te kleuren. Veertig, veertig, houdt die veertig, bonkt het door m’n hoofd. Het lukt. Soms een puntje meer, soms een puntje minder. De hardslagmeter is in de gevarenzone. Zo’n dan 180 hardslagen per minuut. Dat zijn er nog maar drie minder dan m’n max. Ik negeer het. Daar zie ik de fotograaf.

Flits, daar was de fotograaf. Daar is de finish. Ik kijk op mijn klokje: 14:27, 14:28, 14:29, 14:30 14:31. Binnen. Precies op de tijd. Dat schrale, dat gaat er toch vanaf in de loop der tijd…

Opa

Wednesday, June 17th, 2009

Opa

Hoe vaak heeft u gereden? De jongen die het vraagt is ruwweg half mijn leeftijd. Duidelijke vragen formuleren is een eigenschap in ontwikkeling, en ik kijk hem derhalve vragend aan.
Hoe bedoel je?, zeg ik hoopvol. Er volgt een conversatie over een algemeen klassement, en dat je daar minstens vier van de vijf maal aan mee dient te doen om in het klassement mee te mogen doen. Ik leg uit dat ik er twee gemist heb, dus dat hij niet bang hoeft te zijn dat ik willekeurig welke prijs onder zijn neus zal weg kapen.
Ja, want u rijdt zo hard, laat de jongen weten. Gevleid door dit ongepaste compliment merk ik op dat ik dan ook wel wat jaren ouder ben, en dat het maar goed is dat ik wat harder rijd, en dat ik voor hem hoop dat hij op mijn leeftijd toch echt een stuk harder zal rijden dan ik, om te vervolgen:
Zeg, hoeveel wielrenners ken je, die er prijs op stellen met U te worden aangesproken? Hij bekend dat het er geen een is. Ik stel hem gerust met de woorden dat dit na vandaag niet veranderd is, en al tutoyerend vervolgen wij onze fietsende conversatie.

Aan de start blijk ik – net als de vorige edities – een van de zeer weinige senioren te zijn die hier te plaatste mee doet aan de competitie. Wel geteld één andere amateur-B heer, en een elite dame (met dito profcontract) is op deze editie afgekomen, ondanks dat de locale vereniging haar clubtitels te grijp aanbiedt. Ik kom niet voor die titel – heb niet de behoefte daarvoor lid te worden – en ook niet voor de competitie. Pijn & afzien…

De jongens van zeventien jaar en ouder rijden in een hogere groep, samen met de (afwezige) amateurs-A en elite renners. De oude talentlozen mogen afrekenen met vijf- en zestienjarigen. Het lukt slechts met moeite. Een een enkeling is rapper. Mijn hippe – en hun minder hippe – materiaal ten spijt. Gelukkig bedekt de druppel helm de slapen goed, zodat mijn grijze hoofd verborgen blijft voor hun jonge ogen. Ze zouden me terstond aangeboden hebben te helpen met oversteken.

Toch is er niet enkel kommer en kwel te beleven in de Krimpener polder. De benen zijn goed. Er is motivatie van een net gereden pr in Woubrugge, er is een lekker briesje, en er is vollop zon. Effe knallen en we zijn zo weer terug. Minder dan negen minuten. Moet lukken. Tijdens het inrijden heb ik nog vier maal het keer punt geoefend. Het ging nog niet vlekkenloos, maar wellicht dat het wat scheelt.

Maar fietsen is trappen. Na alle gedachtenspinsels, dagdromen en ander geneuzel, komt altijd het moment dat wel van belang is. Het moment direct na het aftellen dat de tijd gaat lopen en de poging begint om zo snel mogelijk de hele handel over de finishstreep te slingeren.

Bij afwezigheid van peloton – een mijn niet onbekend gemis – druk ik de neus diep voorover min of meer tussen de ligbuizen. Ik draai de hendel heel ver open en hoop dat dit tot enige snelheid zal leiden. Het lijden begint in ieder geval direct. Het gaat snel, dat wel. Vooral de beleving. Voor ik er erg in heb ga door de slingerbocht richting het keerpunt. Focus me op het rempunt en gooi hem om de pilon heen. Bijna stilstaand stort ik me weer in de afzink. Het kan er mee door.

Terug! Het hart wordt aangesport tot nog dwazer toeren, en het lichaam sputtert tegen. Niet als een kleine jongen die strafwerk moet schrijven, maar als een potige havenarbeider die niet gedient is van de verhouding loon en werk. Ik sluit de ogen voor dit protest en ga onvermurmbaar door. Met de wind in de rug vlieg ik bijna.

Terug op aarde, blijk ik met 8:53.99 ook hier een pr te hebben gereden. Da’s leuk, maar er gingen er gingen er nog een flink aantal jeugdigen harder. Relativeren komt met de jaren, gelukkig: Ook zij verloren van de vrouw, van het sterke geslacht. Zuh is de klasbakkin. (Of was het klasbakster?)

Het langzaamst ging een oud opaatje, stoïceins langs de deelnemers trappend recht op een deelnemer af. Ze misten elkaar op een haar na. Levensmoe, was mij eerste oordeel. Verwijten kreeg hij naar zijn oren geslingerd. Hij reageerde niet. In een woede aanval in opkomst overwoog ik achter hem aan te fietsen en hem eens flink te waarheid te vertellen. Ik deed het niet. Haalde de schouders op en dacht: het is goed zo, niemand heeft er iets aan. Je kan merken dat ik ouder word.

PR

Friday, June 12th, 2009

De eerste associatie die veel renners bij de letters PR zullen hebben is die van een desolaat Noord-Frans landschap dat bezaaid ligt met rotsblokken die zou uit de hemel zijn komen zetten. Meer dan deze dobbelstenen had god niet nodig om de hel op aarde te creëren. Slechts een paar stenen, regen, modder, een verlaten uithoek. De taalpurist onder de lezers zou opmerken dat het koppelteken ontbreekt: P-R.

Maar als eigenaar van dit getyp voel ik me zo vrij mijn eigen associatie met u te delen. Als renner – en soms ook als mens – ben ik voortdurend bezig mijn eigen grenzen te verleggen. Sneller, langer, verder. Maar toch vooral sneller. Elke tijdrit weer, probeer ik sneller te gaan dan ik ooit gegaan ben. Die andere deelnemers zijn prima, maar in mijn zoektocht naar persoonlijke records, slechts kleuring van parcours, een duiding van de prestatie, of een mikpunt aan de einder.

Vergelijking met anderen is altijd oneerlijk. Aanleg, getraindheid, materiaal, motivatie, inzet; het is niet het jouwe, het is buiten jouw invloedsfeer. Hij die zichzelf overwint, is sterker dan… Afin, u kent het spreekwoord wel. Er is maar een probleem pr’s: zolang je ze veel rijdt stellen ze niet veel voor, en als ze dat wel doen rijdt je ze nog zelden.

Donderdag waren de omstandigheden er om een nieuw pr te rijden. De benen waren goed, de zon scheen – en dat was te zien, het asfalt lag er schoon bij, het waaide stevig – maar de richting was de juiste, er was een groot startersveld – en dat gaf sfeer. Mijn vorige pr reed ik tijdens de clubkampioenschappen, een uit gelezen moment om te pieken. Of dat nu ook zo zou zijn?

De start was voor de wind. Cruyfiaanse wijsheden zeggen dat het de finish extra zwaar maakt, en dat de intensiteit moeilijker is in te schatten, maar dat daar tegenoverstaat dat je direct op snelheid bent en je iets kan sparen in het begin. Hij zou zich alleen met voetbal moeten bemoeien, of zelfs dat niet. De eerste bocht had ik een tegenligger. Ze rijden altijd in de weg, die tegenliggers. Daarna gaat het iets naar beneden en zit de snelheid er weer rap in.

Het tempo weer omhoog, de bocht die volgde ging goed voor mijn doen. Even uit het zadel en aanzetten. Op naar het keerpunt. Ik leek op koers te liggen. Mooi, heel mooi. Het keerpunt was geen pretje. Eenmaal terug in het zadel stond er tien minuut negenendertig op de teller. Het zou krap worden. Temeer omdat het stuk (nagenoeg)haaks op de wind tijdens het inrijden sneller leek te kunnen op de heenweg. De praktijk was gelukkig anders. Terug ging het harder. Nog meer moed voor de brave burger.
Na de laatste bocht is het een streep naar de finish. Nu ja, het eerste deel is er beschutting van een bossage. Een klein knikje en ‘t dijkje af. De wind vol in de bakkes. Nog dieper kruip ik weg achter m’n stuur. Trappen, trappen, trappen! De hartslagmeter begint te knipperen. Meer dan negen slagen boven omslag. De resterende seconden voor het pr tikken weg. De finish komt met rasse schreden naderbij. Twintig minuten zwoegen, zweten, en pijnlijden balt zich samen. De wind tempert de snelheid. Slijm verlaat de mond. Nog tien, nog negen, nog acht, nog zeven. Binnen! Yes! Yes! Bingo! Binnen!, Wow! PR!

Klein agrarisch leed

Tuesday, June 2nd, 2009

Na door vakantie en in tweede instantie door een yet-lag twee edities te hebben gemist was ik vanavond present voor de vierde aflevering van de Waardrenner Tijdrit Competitie. Ik was keurig optijd aanwezig, om te constateren dat mijn voorbereiding – die op sommigen wellicht dwangmatig/manicaal/neurotisch/en wat dies meer zij gevonden zal worden – toch nog haperde. Ik was mijn tt-fietspomp vegeten. En zoals de kenners weten, op veel tt-wielen pas een toer-cross-baan-weg-pomp niet zomaar op elk tt-wiel. In mijn geval zelfs op geen van beide.

Gelukkig was de organisatrice in het bezit van het benodigde gereedschap, en kom met verenigde krachten gewerkt worden aan de benodigde 9,5 bar druk die zouden moeten bijdragen aan sportief succes in de winderige polder van Lekkerkerk. Nadat ook de financieële schuld was ingelost kon het echt beginnen.

De verkenning/verwarming (welilcht dekt verkenningskachel de lading) leerde dat de wind straf was, of zelfs meer dan dat, en dat hij mijn of meer pal tegen en daarna vol in de rug. (Pal mee, dat bekt niet.) De s-bocht lag er grintig (niet te verwarren met grinta) bij , en het keerpunt was schoon. De 40 km/u handhaven zou het uitsterste vergen en wellicht niet altijd lukken. De terugweg kachelde ik lekker door, en klokte een max. van 61 km/u, een persoonlijk record, en wellicht had ik nog iets harder gekund. Het voelde in iedergeval vurrukkulluk.

De wedstrijd zelf ging de eerste 7 minuut 21 prima. De s-bocht was ontgrind door een road-marshall, een van de vele vrijwilligers die het mogelijk maakt om ons zo de vernieling in te rijden, zonder te hoeven afstappen (al dan niet te hard), en het keerpunt ging wat mij betreft acceptabel. Ik zakte eventjes onder de 40 maar structureel zou ik het niet noemen.

Na het keerpunt ging de snelheid om hoog en versnelde ik langzaam maar zeker van 48 km/u naar zo’n 51 km/u. Helaas zag ik voor mij nu met rasse schreden een agrarisch voertuig dichterbij komen. Een voertuig dat op de heenweg nog keurig stil stond was het wachten wellicht beu, en aangezien de max onder de 40 was, kon ik zo’n twee minuten lang uitrijden. Inhalen was geen optie. Het voertuig was breder dan het fietspad. Daar ging een p.r. en wellicht ook m’n top-klassering. Berustig ont-/versiert door twee krachttermen was mijn deel.

Een snelle rekkensom (nu ja, met een hartslag van rond de omslag lukte het mij nog niet) leert dat ik (afhankelijk van het eindschot) tussen de 20 en 30 seconden vertraging opliep. Vooral nuttig voor mezelf om te weten waar ik sta. Je koopt er geen brood voor. (Gelukkig hoeft dat ook niet, want ik zou Rasmussen verslaan qua BMI in dat geval, een hele prestatie). De organisatie heeft me een tijdcorrectie gegeven. Een sympathiek gebaar dat ik om die reden niet afsla. Sowieso was ik tweede geworden in mijn categorie geloof ik. De nummer een reed een klasse beter.

En nu moet ik terug om mijn p.r. terplaatste tot een tijd onder de negen mintuten aan te scherpen, al was ik sowieso van plan om terug te komen. Het is namelijk geweldig mooi rijden door de Krimpenerwaard, zelfs met wat klein agrarisch leed.

Broodnodig

Tuesday, June 2nd, 2009

Na een reis Down-Under van tweeënhalve week (met ter plaatste een schamele 43 km op de mtb) was volgens velen geen ideale voorbereiding. De drie dagen voor de tijdrit van afgelopen donderdag (na zondag ‘s morgens te zijn geland om 7:00 te Amsterdam) had ik echter heerlijke kilometers gedraaid en voelde de benen soepel.

Donderdag was ik vroeg op mijn werk. Zo kon ik met goed fatsoen rond kwart over vier afzwaaien. Ruim op tijd kwam ik aan op het tijdritparkoers van Woubrugge, waar ik elke bocht kan dromen, en elke drempel ken. Toch maar weer een keertje verkennen. Kijken hoe de wind staat. Direct lekker warm rijden en de benen op spanning brengen.

De verkenning annex warming-up leerde mij dat er meer wind stond dan ik dacht. Het zwaarste stuk zou het stuk zijn parallel aan de N207 op de terugweg. het stuk richting het keerpunt (en logischerwijze ook op de terugweg) lag bezaaid met takjes en ander grut. En overblijfsel van de storm van dinsdag.

Op de terugweg spotte ik mijn eerste opponent van de dag. VDB kwam mij tegemoet gereden. Ook hij was op tijd aanwezig om zich goed voor te bereiden. Terug bij de oto hield ik me verder rustig. Ik keek naar hoe een aantal jonge stieren gevoederd werden (biefstuk ready werden gemaakt) en warmde mijn benen op Spaanse wijze, zoals Doctor Davey dat noemde. Een alleszins prettige methodiek.

En toen was het moment daar. Ik moest van start. Door mijn als maar verbeterende resultaten in de tweede helft van het startveld. Laatste check van de overschoenen, de druppelhelm, het initiële verzet, de hartslagmeter, en in de blokken

Vijf, vier, drie, twee, een, gaan! Het dijkje af, en trappen, alleen maar trappen. De snelheid gaat over de 46 km/u. De hartslag loopt geleidelijk op tot 4 hartslagen boven het omslagpunt. Dan komt de beklimming. Nu ja, je snelheid zakt als je het vermogen opschroeft. Tot dat moment gaat het vanzelf, en heb je geen last, daarna begint het echte tijdrijden. Rijden met pijn…

De trapfrequentie voelt goed (ik heb geen kadansmeter onboard, maar ik schat de voor mij vertrouwde 100 rpm+). Dan de eerste bocht. Ik probeer hem ruimer dan voor mij gebruikelijk aan te sturen, maar ga er toch nog brak doorheen.

Rap weer tempo maken. De snelheid loopt weer op, maar haalt niet de snelheid die ik hoopte. De hartslag ligt nog steeds goed, zelfs zeer goed. Het varieert tussen de 4 en 10 slagen boven omslag en voelt alsof ik dat ga volhouden tot de finish, al is die nog ver.

De slingerbocht rond het monument gaat iets beter en ik kom er voor mijn doen niet onaardig uit. Over de takjes (zoveel mogelijk er om heen) en richting het keerpunt. Een blik op de klok brengt enige vertwijfeling.Gezien de wind moet ik voor het door mij gewenste p.r. waarschijnlijk rond de 10:15 doorkomen. Dat lukt nét niet. In de hoop de ronding wat beter te maken rijd ik iets verder door om een grotere bocht te kunnen maken. Dit mislukt jammerlijk en kost me kostbare seconden.

Dan begint het echte werken. Ik krijg dorst en het is loodzwaar langs de N207 tegen de wind. De snelheid blijft ternauwernood boven de 37 km/u en de hartslag is okerrood. De bocht richting de finish is niet om over naar huis te schrijven, noch om over te posten op een forum (derhalve kan u deze zin als niet gepubliceerd beschouwen) en het is vrezen voor het laatste stuk.

Er is gelukkig meer luwte dan gepland tijdens het inrijden, maar een p.r. wordt lastig. De seconden tikken weg, het lijf wil niet nog harder. En dan breekt het moment aan dat ik zie dat de finish verder weg is dan het bereiden van 21 minuten (mijn p.r.) ik baal en trap nog 14 seconden door om binnen te rollen. Een niet voor herhaling vatbare krachtterm komt over mijn lippen. Het is niet gelukt…

Helemaal kapot en uitgewoond probeer ik uit te rijden. Ik schakel terug naar het binnenblad. Ik schakel terug voorbij het binnenblad. Niets uitrijden meer. Ik sta stil. Slijm baant zich een weg naar buiten. Wat uit mijn bidon biedt uitkomst.

Ik heb daags na de wedstrijd de relativerende woorden van de beul en de rups nodig om tevreden terug te kijken. Al was het maar omdat geen enkele deelnemer een p.r. reed en slechts een renner (De Neut) harder reed dan de vorige editie. Achteraf was het zo slecht niet. Al koop je daar geen brood voor, laat staan een p.r.

Killing

Monday, September 29th, 2008

We did it again: we killed the monster. Maar dit jaar had ik nog ‘slechts’ 3 uur 31 minuten en 10 seconden nodig om dit bloeddorstige monster, zich ophoudend in de Flevopolder, neer te sabelen. Dankzij mijn blade (wat een machtig wapen) ging dat 22 minuten sneller dan vorig jaar.

De dag begon met een kleine teleurstelling: Norbert van der Straaten deed uiteindelijk toch niet mee. Maar niet te lang getreurd: het beloofde een topdag te worden. Het was nagenoeg windstil, de mist die hierdoor was blijven hangen gaf een mystiek gevoel zo vlak voor de start.


In de mist

Een dag eerder had ik een teller gemonteerd. Jezelf drieënhalf uur oppeppen zonder dat je weet hoe ver je nog moet, of hoe hard je gaat, is ondoenlijk. Vooral als de wind tegen is, en het monster je keihard geselt, kan je elke positieve prikkel goed gebruiken. Dus zaterdag heel secuur met gaffertape e.a. vast gezet in de hoop zo min mogelijk van de aerodynamica te vernaggelen.

Vorig jaar had ik er zo’n 4000 km op zitten toen ik van start ging, nu stond de teller op 5800 km. Beide waarden zijn geen sublieme (understatement) voorbereiding op een duurinspanning van deze omvang. Deelnemers die de hele rit rond hun omslagpunt rijden (ik maak geen grapje) moest ik maar weer niet gaan proberen te kopieëren, anders zou het monster mijn vroeg in het tweede rondje de genadeklap geven. En vorig jaar ging ik door een diep dal het laatste rondje, dus ik was gewaarschuwd.

En er was nog een factor die het er makkelijker op ging maken: mijn wapen is zo stijf dat elke hoppel, elke oneffenheid voelbaar is. Voor je het weet snij je niet alleen je tegenstander de nek af, maar ook je zelf. Ook de diepe zet (ik heb er vanaf gezien om mn stuur hoger te zetten) is zwaar, heel zwaar.

En dan heb je ambitie, dodelijk voor het nemen van rationele verstandige beslissingen. Spottend met de wetten van de logia ging ik voor een tijd van onder de 3:30. Meer dan 20 minuten sneller dan het jaar er voor.


En los!

Maar goed, de start, die was goed. In tegenstelling tot vorig jaar nam ik niet een afslag te vroeg. Op de souplesse met een hartslag van 155 (10 onder omslag) en 38 km/u ging ik richting het viaduct. Oké, toch meer wind dan helemaal niets was de conclusie. Voorzichtig de snelheid iets laten zakken net als de hartslag en rustig blijven omwentelen.

Hoewel het hart en de benen goed hun werk deden, was het zitvlak direct in protest, na zo’n 20 km (nog 103 km te gaan) was dat al niet comfortabel meer. En toen tegen de wind in (verschil mee- vs. tegenwind was zo’n 4 km/u) rond de 35 km zelfs een klein krampje opstak vreesde ik met grote vrezen.

Toch ging het eerste rondje voorspoedig. In 1 uur 8 minuten en zo’n 50 seconden (35,6 km/u) lag ik op koers. Ik was er echter niet gerust op, want het lichaam protesteerde. En ik moest nog ruim 80 km. Ik liet m’n hartslag dus zakken tot zo’n 148 en probeerde m’n trapfrequentie wel hoog te houden. De bevoorrading ging goed, maar de gel die ik naar binnen werkte sloeg hard op m’n maag. gelukkig had ik ook een lichter verteerbaar energiedrankje bij me. Daarmee spoelde ik de handel weg en vervolgde de tocht.


122,4 kilometer asfalt…

Halverwege de tweede ‘rak’ tegen draaiden we een doorgaande weg op en moest ik – de enige keer – licht in de remmen om niet onder een oto te geraken. Niets aan te doen, en ook geen killer voor je tijd. (We mochten willen dat ons parkoers in Woubrugge zo verkeersluw was) Ook voelde ik weer een beetje krap zo aan het einde. Even strekken en uit het zadel was het devies om de pijn dragelijk te houden.

En toen kwam de laatste ronde. De tussentijd die ik zag bevreesde mij: 2:19 nog wat. Dat betekende dat ik mijn doel niet ging halen, of ik zou alles uit de kast moeten halen. Maar het deed al zo’n pijn! Goede raad was duur en in herinnering ervoer ik weer hoe vorig jaar het licht uitging. Ik wilde best als een uitknepen sinaasappel over de finish rollen, maar alléén met een goede tijd.

Ik voerde m’n hartslag op tot 155 en besloot te zien waar het schip zou stranden. De bevoorrading ging wederom goed, maar ik besloot naast m’n energiedrankje dit keer een Twix naar binnen te werken, een gel zag ik mezelf niet overleven. Daarna begon het grote aftellen: nog 30 km, nog 20 km, tegen de wind ging het nog maar 31 à 32 km/u. Twee keer moest ik serieus uit de pedalen om de opkomende kramp te temperen. Toch bleef alles binnen de perken, ik perste er nog een lichte versnelling uit. Op het laatste rechte stuk echter werd ik – de enige keer – ingehaald. Bottecchia (lid van forum.fiets.nl) ging mij voorbij. Dat mocht niet! Ik zette aan en oei, daar was de kramp…


Hoe sterk (en hoe eenzaam)…

Langzaam liet ik me weer zakken in het zadel en herstelde. Bottecchia liet mij achter zich. Met de finish in zicht perste ik er echter nog een keer alles uit. Met 45 km/u rolde ik over de finish. Dat was toch iets beter dan de 23 km/u van vorig jaar. Ik rolde uit. 34,8 km/u! Je moet uitrijden, zei een stemmetje in m’n hoofd. Ook dat besloot ik de nek om te draaien. Een eitje na het verslaan van het monster…

Afzien

Sunday, October 7th, 2007

De hele week was het prut weer. Regen, wind, en verre van warm. Maar Erwin had mooi weer belooft voor het weekend, dus daar klampte ik me maar aan vast. Tijdens m’n laatste training (woon-werk verkeer Leiden-Delft) was van deze verbeteringen echter niets te merken. Bij thuiskomst oogde mijn fiets als het slachtoffer van een zware crosswedstrijd.

Het is altijd leuk om bekenden tegen te komen – voelt vertrouwd – dus toen ik zondagmorgen Gabrielle en Peter (voor de niet ingewijden, haar vriend) in-the-middle-of-f#ck!n’-nowhere aantrof vlak voor de start was dat een geruststellende bevinding. Nu kwam het niet als een verrassing: Tijdens het CK tijdrijden hadden we het er al over gehad, maar een mens kan zich bedenken, zeker als het over zo iets dwaas gaat als deze monstertijdrit. Een goede schaakvriend van mij (al was me zijn naam op de startlijst niet opgevallen) koos er deze ochtend in ieder geval voor om lekker in zijn warme bed te blijven liggen.

Het weer dat door Erwin belooft was viel wat tegen: op de weg er naar toe vielen er nog wat buitjes, de wind was weliswaar minder hard dan gemiddeld in de polder maar duidelijk nadrukkelijker aanwezig dan voorspeld. En bovendien lag er nogal wat bagger zo hier en daar op het parcours. En het was nog steeds fris.

Aangezien ik geen ambitieuze eindtijd had opgegeven bij de organisatie mocht ik al als zesde starten. En dan zit je op de fiets, je moet nog 123 km (het rondje was stiekem 41 km lang) en je hebt geen idee waar het schip zal stranden. Tot overmaat van ramp koos ik een afslag te vroeg bij de eerste bocht. Hierdoor reed ik 1 km om, en sloot achter de nummer acht op de startlijst weer aan. Er was echter ook een lichtpuntje te bespeuren: ik had een lekker tempo gevonden en de hartslagmeter gaf een constante 156 bpm aan, dat was wat ik had beacht, en het voelde goed en makkelijk.

Na de ‘beklimming’ van het viaduct was er sprake van een goede wind mee en de snelheid liep duidelijk op (in mijn geval tot bijna 40 km/u, bij de kleppers tegen de 50 gok ik zo). De van te voren geselecteerde Monsterious Noice (Metallica, System of a Down, e.a. goedbedoelde up-tempo teringherrie) hielden het moraal hoog. De zon brak langzaam door. Iedereen was gelukkig.

Het eerste rondje ging voorspoedig – zeker gezien de kleine omweg in het begin – en ik had al een aantal mensen die voor mij gestart waren ingehaald. Het tweede rondje ging in het zelfde lekkere tempo door. Voor de wind ging het iets minder hard, maar alles binnen de marge, en het lijf voelde goed. Door een vergissing van de bevoorradingsploeg miste ik mijn zakje met eten. Nu ja, niet getreurd, ik had twee gels bij me, en er kwam nog een bevoorrading aan.

Tijdens het tweede lange stuk wind tegen begon ik de eerste vermoeidheid te merken – maar hé, ik had er al weer 75 km op zitten – dus zorgen maakte ik me nog niet. Daarnaast voelde ik me gesteund door Peter die langs het parcours stond en me aanmoedigde.

Het laatste rondje was echter andere koek. Hoewel ik de bevoorrading nu niet miste, ging het voor de wind duidelijk minder hard, en de benen begonnen leeg aan te voelen. Het stuk erna ging beter dan de rondes ervoor dus een voorzichtige conclusie was dat de wind gedraaid moest zijn. Halverwege dit rondje begon het grote aftellen en het gevoel dat die laatste 20 km nog heeeeeeel ver was. De hartslag daalde, net als het tempo en de laatste kleppers reden me voorbij. Nog 15 km, oh mijn niet bestaand opperwezen, wat is het nog ver. Nog 13 km, diet schiet niet op…

Na de laatste bocht ging het licht definitief uit, en bij gebrek aan zaklantaarn, harkte ik op het binnenblad de laatste lange 5 km verder. De snelheid was inmiddels onder de 25 km/u gezakt en zakte rustig verder. Ik overwoog serieus om de laatste 3 km niet meer te fietsen, maar zag er vanaf om af te stappen omdat ik bang was dat de benen het dunne lijf niet meer zoude kunnen dragen. Met een beschamende 21 km/u rolde ik als een uitgeknepen/perste sinasappel over de finish. Ik had het gehaald?!

M’n geliefde stond genietend van de zon op me te wachten. Ik mompelde nog iets als: “alles doet pijn”, en “volgend jaar weer!”. Ik had het monster verslagen, maar het had mijn denkvermogen duidelijk aangetast…

Van Peter begreep ik later dat Gabrielle twee keer lek had gereden en na de tweede keer besloot af te stappen. Jammer voor haar, want het ging zeer lekker begreep ik.

Tijden

1:16:37 32,20 km/u (ronde 1)
1:15:05 32,86 km/u (ronde 2)
1:22:07 30,05 km/u (ronde 3)
3:53:49 31,66 km/u (totaal)

p.s. de organisatie meldt op haar site een tweede ronde van 1:25:05, dit is niet juist. getuige ook de dan verkeerde totaal tijd.