Tik

April 15th, 2010

Onlangs heb ik via het grote wereldwijde web een SRM gekocht. Dat is een crank met vier extra stukjes metaal erin, waar als je er aan trekt een spanning over komt te staan. Er zit een hip rood kastje/display bij en een chipje in die één en ander omzet in leesbare data. In Watt onder andere.

De vorige eigenaar van dit veel te dure speelgoed woont aan de andere kant van de grote plas, dus de lader  kon niet zomaar in het Nederlandse lichtnet geplugd worden. Tussen de bedrijven door had ik daar wat op gevonden (met een stroomomvormer) en ik had een beetje zitten pielen met de aansluiting. Zonder succes.

Bij aankomst in Woubrugge hinkte ik nog op twee gedachten: zal ik kijken of e.a. het nog doet, of zal ik het laten voor wat het is? Uiteindelijk voor het laatste gekozen en gaan inrijden.

Het ging allemaal niet heel soepel en toen ik m’n Tacxwiel verving door m’n disc, leek m’n hippe nieuwe aerodynamische achterrem aan te lopen. Wat gevloek en gepiel met geleend gereedschap later, leek het in orde.

Nog even een stukje fietsen, en wat denk je? Getik. Heel irritant.
– Loopt die rem nog steeds aan?
– Shit, ik moet bijna starten…

En niet veel later reed ik dan. Met tikkende fiets. M’n snelheidsmeter gaf hele rare waarden: 38, 45, 38, 65, 42, 80, 37, tik, tik. Ik had geen tijd om er over na te denken, behalve dan, dat de sensor wellicht aanliep, of dat de tik een hick-up in m’n teller zou veroorzaken. Tik, tik, tik, tik.

De hartslag zakte zelf weer even onder m’n omslag. Na de bocht ging het beter. Tik, tik, tik, voor de wind schakelde ik naar de 54:14. Het moest wel hard gaan, gezien het feit dat ik dat lekker rond kreeg. Tik. De slinger ging ik te hard in, waardoor ik voor het tweede deel meer moest remmen dan me lief was. Tik, tik.

Toch was ik zo weer op gang en schakelde zelfs door naar de 54:13. Een verzet dat ik zelden hanteer. Wow, het waait. Maar die tik! De hartslag ging goed het rood in met 176 slagen, maar ik werd gek van dat tik, tik, tik, tik, tik.

De finish kwam in zicht. Tik, tik, tik, 10:24. Deceptie, tien seconde langzamer dan vorig jaar. Pas toen ik weer bij m’n positieven was zag ik wat er mis was: de snelheidsensor liep idd aan, en mijn voorwiel zat verkeerd om. Iets wat met een Hed H3 wel degelijk uitmaakt. Daar sta je dan met je mooie materiaal, jezelf een beetje tegen te werken.

Een schrale troost. Lance Armstrong Der Jan (met dank aan Bruco) ging me voor…

Pelotonkwelling

April 13th, 2010

Na twee weken waarin ik door een verrekte nekspier en organisatiestress niet veel gefietst had – nu ja, ik had me zondag nog vrijwillig afgebeuld – had De Wit bedacht dat ik vandaag maar weer eens moest aansluiten bij de Swift Dinsdagavond Competitie. Ter compensatie van mijn gemiste D3- en weerstandtraingen. Beetje chillen ín het peloton, af en toe op kop sleuren, zo nu en dan flink in het rood trappen, en wind happen.

Toe hij het zei, klonk het simpel. De laatste twee opdrachten gingen dan ook goed. Voor de rest bakte ik er niets van. Het begon al tijdens het Vanderpoeltje* naar huis voelde het al niet zo oké. Ik kreeg honger. Ik had op advies van De Wit goed gegeten, maar dat mocht dus niet baten. Ook begon het lichaam te rillen, terwijl ik me toch goed had ingepakt.

Alsnog een pitstopje thuis ingelast. Suikerwater naar binnen, nog een extra krentenbol. Thermoshirt onder het snelpak (en de trainingsjas) en de deur uit. Of toch niet? Ik voel me niet top. Ik heb het nog steeds koud. Ik voel me nek. Wat een geklaag. Gaan!

Op de Bult tref ik veel bekende gezichten. De Wit staat voor mij in de rij, maar heeft het zo druk met een goed gesprek met een blonde klasbak(ke), dat ik me helemaal niet opmerkt. Ik ben om zijn aandacht te trekken. Ik mis startnummer 42, en krijg 43. Dat ik daar van baal zal slechts door een select gezelschap begrepen worden vrees ik.

Als de A’s vertrokken zijn, zijn er nog een heleboel B’s over. Veel meer dan verwacht en gehoopt. Ik handhaaf me twee rondjes halverwege, maar voel me er niet lekker bij. Het kost me meer kracht dan ik wil, en zo nu en dan hoor ik gemopper over mijn sturen. Ik heb alle reden om tegen velen terug te mopperen, maar ik heb er geen zin in. Langzaam maar zeker laat ik me afzakken zak ik af.

Binnen 15 minuten kloppen de A’s achter aan. Ik overweeg in hun kielzog mee naar voren te sneaken. en dan te kijken of ik op kop iets kan doen. Maar ik blokkeer. Ik merk dat ik grotere gaatjes laat vallen. Daarnaast gaat het tempo bij de B’s nu ook omhoog. Het gaat met de A’s wordt nauwelijks groter.

Na een tweede kwartiertje ben ik er klaar mee. Genoeg pelotonkwelling voor vandaag. Het lijf is verre van oké, en het gaat hem echt niet worden. Als ik bij het clubhuis arriveer, denkt men dat ik (materiaal)pech heb. Dat is ook een manier om er naar te kijken…

Vrijwillig

April 11th, 2010

Drommen filosofen hebben zich het hoofd gebroken over de vrije wil van de mens. Waarom maken we de keuzes die we maken. Waarom reizen sommigen met een camper vol bier af naar Carrefour de l’Arbre af om daar – verkleumd van de kou – hun helden toe te schreeuwen? En wat bezielt anderen om in die zelfde kou, met hun snufferd tegen de wind een rondje (een hele grote rechthoek) door de Flevopolder te rijden?

Is dat uit vrije wil, of zijn er hogere machten in het spel? Kwelgeesten, die ons mensen allerlei waanideeën influisteren: je kan harder, zie af, je bent nog lang niet moe genoeg. Of is het zo dat we ons geen voorstelling wensen te maken van welk lijden ons nog te wachten staat, en tuimelen we er keer op keer met open ogen weer in?

Welk mechanisme het ook is, toen ik 1 december 2009 het plan wereldkundig maakte waar ik al ruim en jaar mee rondliep, kon ik niet bevroeden wat dit allemaal te weeg zou brengen. Maarliefst 110 renners planden een zondagochtend in om 40,8 kilometer lang zich het snot voor de ogen, en licht uit het hoofd te fietsen. Natuurlijk zaten daar redelijke mensen tussen, die op dit doldwaze plan terug kwamen, maar 78 van het verschenen aan de start.

Sterker nog, nadat ik samen met m’n vriendin 3 stopwatches, 1 laptop, 1 picknicktafel, 120 krentenbollen, 18 flessen cola, 18 flessen sinas, 8 pakken appelsap, 8 pakken sinaasappelsap, 100 plastic bekertjes (die spoorloos verdwenen lijken), 2 starlijsten, 2 bekers, 4 medailles, 2 leenfietsen, 1 leen-opzetstuur, had geregeld én een geweldige groep vrijwilligers had gevonden die ons allen veilig lieten starten, oversteken, finishen en met uitgebeten koppen op de digitale plaat vastlegden, kon ik zelf ook nog een rondje rijden.

Waar was ik aan begonnen? Dat was de gedachte die door mijn hoofd maalde toen ik wegreed. Door de organisatiestress (naast deze TijdstrijdersCup ook voor het Prinsenstad Toernooi het weekend ervoor) had ik al twee weken nauwelijks meer op de fiets gezeten. Tot overmaat van ramp had ik afgelopen dinsdag tijdens het opruimen van wat monitoren een spier in m’n nek verrekt. De last die ik hiervan ondervond was behalve wat pijn overdag, vooral dat ik ’s nachts wakker werd als ik me draaide. Maar er was geen weg terug.

Na 7 kilometer dacht ik nog:  ik rijd regelmatig tijdritten waar ik nu al weer binnen ben, zou dat nu niet heerlijk zijn? En, doe ik mezelf dit echt vrijwillig aan? Pas na het stuk met tegenwind, waar ik de snelheid met moeite boven de 30 kilometer per uur hield, gingen die gedachten weg. De omgeving begon weer vertrouwd aan te voelen. Toen ik de Vogelweg overstak – en een vrijwilliger een auto tot kalmte maande – keerde het in mijn hoofd echt om: oh, ik hoef maar een keer rond.

Voor de wind ging het niet onaardig. In eerste instantie zo’n 45 à 46 kilometer per uur, tegen het einde ruim 48 kilometer per uur met een piekje boven de 50. Toen de finish niet ver meer was perste ik het laatste uit me wat in mij was. De tijd was niet om over naar huis te schrijven (waarom blog ik er dan wel over?): 1:05:32. Ik reed hier al twee maal sneller, op één dag wel te verstaan.

Toch heb ik genoten. Zoveel gelijkgestemden bij elkaar. Dus ondanks alle zorgen vooraf, en het lijden op de fiets, zal ik me hier volgend jaar weer aan onderwerpen. Vrijwillig…

Klappertanden

March 31st, 2010

Het was al weer de vierde keer dat ik meereed met de Delftse studenten verenigd in WTOS. Toch was het er bijna niet van gekomen: Ze begonnen namelijk een half uur vroeger dan ik dacht, en ik had de start dus zomaar kunnen missen.

Enfin, ik gooide m’n voorbereiding om en had zelfs nog tijd om lekker te tacxen. Onder de klep van de station van paps weliswaar, maar zo bleef ik droog. Het was guur, koud, én nat. Beestenweer, en aangezien ik nog steeds geen regenjack bezit, zou ik anders reeds verkleumd en een verzopen kat gelijk aan de start staan. Slecht plan dus.

De sadist in mij had twee internetvrienden aangespoord hun ontluikende tijdritliefde eens te begroeven op het immer soepele asfalt naast de A13.  F. en D. waren zowaar beiden – ondanks hun terechte bedenkingen gezien het weer – gekomen, en het was leuk hen, en hun TT-speeltjes te mogen begroeten.

De rit zelf was zwaar. Te vroeg (ik moet de volgende keer maar een klokje meenemen zodat ik precies weet wanneer ik moet stoppen met warmrijden) stopte ik met taxcen, en zo stond ik toch al enigszins verkleumt aan de start. Op het startschot was ik weg, maar ik voelde de kou al op m’n kuiten slaan. Ondanks verwoede pogingen kon ik vanmorgen m’n beenwarmers niet vinden. De wind maakte tempo houden niet heel gemakkelijk, en verder reed ik te hard. Ik kwam te vroeg boven omslag en herstelde daar natuurlijk niet genoeg van.

Het harde werken op de heenweg en het lastige keerpunt – met slippend achterwiel – werden niet echt beloond op de terugweg. Het ging zeker harder, maar niet zoveel als gedacht, en wederom zou ik een korte (minder dan 122 kilometer) tijdrit van onder de 40 kilometer per uur in de boeken doen komen. Ik perste er alles uit wat ik had, maar het was niet genoeg.

Het wachten op de einduitslag duurde lang. Te lang voor mij. Omringt door eveneens klappertandende WTOS-ers en mijn twee internetvrienden hoorden we het verdikt. F. was zesde (dat was een meevaller), D. was laatste (dat was een vette tegenvaller) en ondergetekende was vierde (het kan vriezen het kan dooien).  Enige troost was dat er slechts een persoon boven de veertig kilometer per uur zat. Heel gek, dat was de winnaar…

Loterij

March 28th, 2010

Het was 10 februari en de sneeuw dwarrelde door de winterlucht dat het een aard had. Ik haalde een TT-machientje op in Helmond en liet me – nu ik er toch was – opmeten. Een Moozes Hurricane, beschikbaar gesteld Jan van Dijk Bikes & Services, voor de TijdstrijdersCup van zondag 11 april. Ook zegde ik toe dat ik er zelf een testrit op zou maken, en daar verslag van zou doen. Het was echter wachten op betere tijden…

Uiteindelijk werd al het wachten beloond. Er stond een stevige bries (Zo’n 4 à 5 Beaufort) maar droog, en met 8 graden, ook nog acceptabel warm. Oké, het was niet meer die heerlijke 17 graden van afgelopen woensdag, toen ik zowaar met korte broek reed, maar toch.

Naast deze test-orkaan had ik ook m’n eigen TT-monster bij me. Behalve spelen en testen met de Okraan, wilde ik ook serieus trainen, en dat kan toch altijd het beste op je eigen machine.

Inspectie

Een uitgebreide inspectie van de Orkaan die nu al zo lang in mijn werkkamer stond te wachten op de dag des oordeels, leert me dat het zadel niet mijn keuze is. Mijn ‘afwijkende’ voorkeur is natuurlijk niet de maat der dingen, en ik moet het in m’n achterhoofd houden bij het beoordelen van de fiets. De wielen – Token C50A(lumnium) – zijn vergelijkbaar met de KuiperTrading wielen die ik ondanks gekocht heb, zowel qua prijs als qua gewicht. Van de decals moet je houden, maar op zich is ook daar niets mis mee. Het Pro Missle Carbon tijdritstuur is wellicht het pronkstuk van deze fiets. Ik ken geen stuur dat er zo goed uitziet dat zo (relatief) weinig kost. Veel sturen van vergelijkbare (of lagere) prijs zien er gewoon niet uit.

Het frame en de voorvork zijn prima.  Sterker nog, gezien de prijs van de voorvork zou ik deze graag willen aanschaffen. Het schijnt echter dat ze niet los geleverd worden. Dat is dan wel weer jammer. Het frame is stijf, en oogt aerodynamisch. Het mist iets eigens zoals Cervélo, Giant en Specialized dat wel hebben. Maar goed, dat is een hele andere prijscategorie, en derhalve een oneerlijke vergelijking. Bij vergelijkbare merken moet je denken aan  Canyon, Stevens, Cube, etc. En daar mist dat eigene ook.

De Test

Maar genoeg gekeken, genoeg gepraat. Er moest getraind worden. Na een beetje spelen met de afstelling van het zadel ben ik weg. Eerst een rondje inrijden, daarna een Woubrugge ‘proloogje’  met de Orkaan. Hij stuurt en zit goed. Hoewel het stuur zonder stuurlint en minimale armpads wel kaal aanvoelt. De bochten gaan goed en de combinatie van frame, wielen, frame en berijder is een goede. De inrijdronde geeft moed voor het echte werk.

Na een korte stop voor wat eten en drinken ga ik los. Zonder teller (niet meegeleverd) rijd ik op de hartslagmeter weg. Precies 7,3 kilometer over voor mij overbekend asfalt. De wind beukt, en als je je best doet, merk je dat beter dan normaal. Het zadel begint te wennen, en ik zoef hier en daar wat wielertoeristen en dagjesmensen voorbij. De tijd valt me tegen: 12 minuten en 1 seconde. Mijn p.r. hier staat op 10:14, waarbij vermeldt moet worden dat de wind toen gunstig was, en dat het een wedstrijd betrof, geen training. Zou het aan de fiets liggen?

De vergelijking

Nu met m’n TT-monster. Ik pak haar uit de auto en leg vervolgens de Orkaan erin. Ik ga zitten en merk hoe vergroeid je raakt met je eigen fiets. Het voelt vertrouwd, het voelt goed.

Ik rijd weg. De beleving is groots. Groter dan met de orkaan. Ik voel me de winnaar van de loterij. Mijn TT-monster is het winnende lot. Dat ik daar tegenaan gelopen ben. Dit rondje gaat in 11:58, drie seconde sneller. De snelheid van beide fietsen is dus vergelijkaar. Maar de beleving maakt het verschil. Mijn eigen fiets doet mijn hart sneller kloppen, deze Orkaan (nog) niet. Ik drink en en eet nog wat en plak er nog een rondje achteraan. Met 12:15 merk ik dat het erin begint te hakken. Drie proloogjes met 70% wind tegen, zijn zwaar. De training is klaar.

Het oordeel

De Moozes Hurricane is een prima TT-fiets, die prima rijdt. No-nonsens voor een prima bedrag. Zoals hij voor me staat echter is het nog geen echte TT-fiets. Het mist nog de bezieling, iets eigens. Sowieso is een TT-fiets zonder disk geen échte, maar los daarvan. Er mist slagroom op het appelgebak. Een speciaal zadel, bidon,  remhoeven, krankstel, voorvork of nog mooier paintjob, waardoor je ziet: hé deze is niet vanuit de catalogus, deze fiets is van iemand, en je moet rekening met hem houden. Je moet hem je eerst eigen maken. En dan kan ook deze fiets er zo uitzien dat je concurrentie denkt: wow, da’s een lot uit de loterij, die wil ik ook. Het zit erin, je moet het er alleen zelf uithalen.

Verdwaald

March 24th, 2010

Ik ben geen navigatiewonder. Voordat ik een TomTom in m’n auto had, reed ik heel vaak verkeerd. Mét trouwens ook nog steeds af en toe. Op de fiets heb ik geen TomTom. Wel een Garmin, maar die moet ik meestal afstaan aan m’n geliefde. Vandaag was het niet anders.

Toen ik vanmorgen naar mijn werk reed, kon ik me de route – ik hem inmiddels zo’n 300 keer gereden – nog prima herinneren. Nu ja, ik kwam in Leidschendam uit, en dat wijkt wel een beetje af, maar daarna ging het toch weer goed. Vanmiddag echter, was het een drama.

Ik had op bikely.com nog even gekeken hoe de route ook al weer was. Ik had belooft op tijd thuis te zijn voor het eten, en dan moet je niet verdwalen natuurlijk. Maar direct Delft uit ging het al mis. Moest ik nu links, of rechts van het water rijden? Ik wist het niet meer.

Rechts dan maar. Femke zou me afkeurend hebben toegesproken, maar die was in geen velden of wegen te bekennen. Vast in Den Haag, daarvoor moest ik links af. Hè, ik had dus links gemoeten. Enfin, nu reed ik rechts, en draaide richting Rotterdam. Parallel aan de A13. Ik herkende de omgeving. Hier had ik eerder gereden.

Al snel herkende ik het allemaal minder goed. In de verte zag ik een vliegveld op doemen. Hè, dat is toch niet Schiphol? Dan ben ik veel te ver gereden. Maar, nee, naast me lag nog steeds de A13, en die gaat niet langs de ringvaart. Welnu, laat ik dan nu maar eens linksaf gaan, voor ik op de start- en landingsbanen uitkom.

Ik zigzagde wat tussen de weilanden en tuinderijen door en zette koers naar Berkel en Rodenrijs, dat kon ik me nog herinneren van m’n Bikely.com-route. En dan moest ik afslaan bij de Bonfut. De vorige keer dat ik hier verzeild raakte, ging dat nog verkeerd. Toen ging ik hier rechtsaf, maar ik moest dus nog een stukje rechtdoor. Daar ja. En deze Bonfut ging vanzelf over in de Wildersekade. Niet echt mijn favoriet, maar Allah. En daarna weer links. Of toch rechts. Dat eerste bleek niet goed, maar fietsen is geen politiek. Ik had op de Wildersekade toch echt rechts gemoeten.

Het Rotte was, dat ik deze nu miste, en in ruil daarvoor Berschenhoek terugkreeg. Vervolgens veel vlagen van herkenning. Zo telde ik zeven huizen (het kunnen er iets meer geweest zijn)  en stak ik tussen de weilanden door totdat ik de weg weer herkende van zondag. Ik deed nog geen kwart van de halve Joop, toen ik de eerste bordjes Woubrugge zag. Dat is in ieder geval weer bekend terrein. Gelukkig, nu zou ik toch veilig thuiskomen.

Uiteindelijk 75 kilometer op de teller. Een beetje verdwaald, maar gelukkig voor het donker thuis. En het eten stond al klaar. Nét iets meer dan de kruimeltjes van Klein Duimpje. Gelukkig maar, ik had inmiddels stevige trek.

Regenjack

March 21st, 2010

Als je – zoals ik – weinig vet op de botten hebt en smal gebouwd bent, en redelijk door kan rijden een fiets, heb je in Nederland zelden voordeel van je postuur. Als je aan de start verschijnt van een criterium of omloop, sta je tussen mannen die stuk voor stuk breder en zwaarder zijn uitgevoerd, en tijdens tijdritten lijken met name reuzen mee te doen, met benen, armen en nekken als staalkabels.

Toen mijn wielerkennissen  (vrienden gaat wellicht nog wat ver) van wielertoerist.nl dan ook notitie maakten van hun Camerig Classic, zette ik deze direct in mijn agenda, en besloot ik daar eens goed te laten zien, dat ik echt niet zo traag ben als sommige mensen wel denken. De Camerig Classic namelijk, is een wedstrijd over 120 km met zo’n 2000 hoogtemeters. Daar zou ik die brede krachtpatsers toch wel achter me moeten kunnen laten.

Helaas mocht het niet zo zijn. Niet het parcours, maar het weer gooide roet in het eten. Bij het uitladen van de fiets, en het omkleden miezerde het al op een hele vieze manier, maar tijdens de SUST/inrijdronde deed Pluvius er een paar schepjes (emmertjes) bovenop. Ik was doorweekt en koud tot op het bod, en de wedstrijd moest nog beginnen.

Omdat de wind, de heuvels, de regen en het verschil in talent de groep al tijdens de inrijdronde flink uit een had gereten, wachtten we een redelijke tijd totdat iedereen weer was aangesloten, voordat het echte startschot klonk. De kou was niet meer te harden, en ik vroeg me serieus af wat ik hier ook al weer deed, dat ik geen potten meer ging breken was wel duidelijk. Sommigen waren wijs, en zeiden dat ze niet mee deden onder deze onverantwoorde omstandigheden. Wijsheid is niet iets waar ik van overloop, dus ik bleef staan.

Toen we los gingen, hoopte ik nog dat de het wedstrijdtempo mijn lichaam zou aanzetten tot een betere verbranding en dat het lichaam daardoor wel zou opwarmen. Dat was een misrekening. Al snel blokkeerde, zowel de benen, als de interne verwarming volledig. Aan alle kanten werd ik voorbij gereden door mannen die ik normaal gesproken op het vlakke prima kon volgen en die toch duidelijk meer man mee omhoog moesten tillen dan ik.

Wat er daarna gebeurde heb ik minder bewust meegemaakt dan me lief was. Ik weet dat ik langere tijd opreed met de forummoderator, maar weet eigenlijk niet of hij mij of ik hem achter me liet. Ik gok het eerste. Ik vond aansluiting bij een groep waarmee ik afdalingen deed, waarvan ik me alleen kan herinneren dat ik het grind, de scheuren en tegemoetkomende auto’s probeerde te ontwijken. Na enige tijd kon ik niet meer aansluiten en werd het gat langzaam groter.

Weer onder aan de Camerig aangekomen stond daar gelukkig een renner die met behulp van een Garmin ons beide weer terug loodste naar het parkeerterrein. Hij heeft tegen me gepraat en gezegd hoe hij heette. Het wat en hoe daarvan is me onschoten. Pas met het bordje “Gulpen, 2 km” op mijn netvlies was mijn lichaam weer enigszins instaat iets te doen. Ik ben op kop gaan rijden tegen de wind in en heb die geloof ik niet meer afgegeven tot we Gulpen binnen reden.

Ik ben in de auto terecht gekomen, maar had niet meer de helderheid van geest om te bedenken dat ik eerst de auto kon starten en de kachel aan te zetten en daarna op te warmen. Ik probeerde het andersom. Zonder succes zal u begrijpt. Pas toen ik na afloop met twee anderen in het café zat kwam ik weer een beetje bij de mensen. Toen besefte ik me ook,  dat ik nog blij mocht zijn dat ik een regenjack had kunnen lenen…

(Waarvoor dank)

JZC

March 20th, 2010

Vandaag was ik lekker op stap uit fietsen met mijn vrienden Remko, Jack en Ferry. We melden ons op De Bult voor de vierde editie van de Joop Zoetemelk Classic en schreven ons niet al te ambitieus in voor de 75 kilometer.

Voor Remko was het al weer even geleden dat hij op de racefiets had gezeten, voor Jack de tweede keer in zijn leven, en Ferry had zijn racefietsen de laatste maanden alleen in handen gehad om er aan te sleutelen (als ie daar al aan toe kwam). Kortom, de enige met vorm en conditie was ikzelf. Dat hinderde pret niet. Sterker nog, dat betekende dat ik ongegeneerd een herstel/duurtraining kon afwerken, goede sier maken door ze uit de wind te houden, en zij konden elk op hun eigen manier hun overwinkjes boeken.

Het was dus gezellig, de regen viel mee. En we kwamen veilig thuis, zonder dat ook maar een van ons lek reed of materiaalpech opliep. We behoorden hierdoor tot een zeer select gezelschap.

Gelukkig hebben we de foto’s nog:

DomDom

March 7th, 2010

Er viel nog sneeuw deze week. Vooral natte sneeuw, maar toch. Tijdens het inrijden waren er meerdere bevroren plassen waar te nemen. Kortom het was koud. En ondanks het zonnetje, was het met dank aan de gure wind koud. Heel koud. De Wit en ik verkennen het parcours. Tenminste, dat dachten we. Tijdens de wedstrijd zou blijken dat we een ander rondje hadden verkend. Ook leuk, maar niet heel nuttig.

Het is leuk. Buiten zijn met het speelgoed. Dik ingepakt. Het gaat traag, heel traag. Tegen de wind in is het werken met een hoofdletter W.

Van De Wit moest ik rustig starten. Ik probeer het, maar het lukt maar half. Het gaat zo traag dat je zou denken dat ik goed geluisterd heb. Soms maar 33 kilometer per uur, dat is lang geleden.  Dan komt er een dijkje. Er staat een man. Hij zwaait met zijn vlag. Ik kan links en rechts. Ik kan me niet herinneren welke kant logisch zou zijn. Uit z’n gebaren wordt ik niets wijzer. Ik schreeuw. Hij schreeuwt terug. A, Links dus.

Dan gaat het harder. Voor de wind. Het blijft guur, maar de teller raakt net boven de 40. Het vereist geen hogere wiskunde om uit te rekenen dat het gemiddelde daar ver onder zal blijven. Ik haal iemand in, ga soms stroef door de bochten. Het is sowieso een bochtige, en niet altijd overzichtelijke bedoening.

De finish is in zicht. Maar hoe moet ik daar om heen? Er vlagt iemand. Ik voel me het domste jongetje van de klas. Ik snap hem niet. Wat wil hij? Om dát paaltje heen? Hè, nu rijdt ik om de hekken heen. Ik zie een stoeprand. Hup, en gras, hup, en weer asfalt. Net cyclocross dit, al was het niet de bedoeling. Ik rol over de finish. Zo dom als vandaag, heb ik nog nooit gereden.

Voor een volgende keer toch maar een TomTom mee. Of een bijrijder die in m’n oor tettert.

Wit

February 16th, 2010

Met oog op morgen het wielerseizoen. Buiten is het wit, binnen in de sportschool zit Corniel. De oplettende lezer knippert met de ogen. Leest u dat goed? Corniel in de sportschool? Ik zou deze vraag bijna Smeetsiaans bevestigend herhalen. Maar daar zit u wellicht niet op te wachten.

Blijft de vraag wat wie brengt Corniel in de autogarage die Ramdas SportCenter heet? Zijn naam is De Wit, Norbert de Wit. Wielertrainer bij WebTrainer.nl. In plaats van op goed geluk wat aan kloten – vandaag eens een tochtje D1, morgen is een blokje D3 of twee – is er vanaf afgelopen maandag een strak schema af te werken. Een schema dat er voor moet zorgen dat ik dit seizoen twee maal fabelachtig kan pieken. Gloreren tijdens de Grand Prix Vijfhuizen in de vroege zomer, en wellicht zelfs zegevieren tijdens het CK, NK (voor kneuzen, dat dan wel) en de Montstertijdrit in september, de maand M.

De Wit is een vriendelijke, gemoedelijke, en bescheiden wielrenner. Een tijdrijder pur sang, met een ruime ervaring in het begeleiden van wielrenners. Naast talentloze brokkenpiloten als ik, begeleidt hij ook renners met enige talent, waaronder een flink aantal Swabisten. Eliterenners uit de regio, die LRTV Swift (m’n cluppie) respectievelijk Avanti en De Bollenstreek ontgroeid zijn. De Wit reed tot vorig seizoen zelf trouwens ook mee in dit sterrenensemble. Hopelijk houdt ie het een beetje met me uit.

Maar goed, dat trainen op kracht, op spier(massa) ontwikkeling. Dat is niet des Corniels. Jaren geleden – ik was nog een tiener – heb ik tot twee maal toe vergeefs geprobeerd een bredere torso te kweken door met gewichten en monsterlijke apparaten (niet te verwarren met tt-monsters) in de weer te gaan. Zonder enig succes, maar dat zal voor diegene die mijn postuur kennen geen verrassing zijn.

Dus toen ik vanavond met knikkende knietjes binnenliep, aangestaard door  jonge mannen met opgepompte borstkassen en dertigers en veertigers waarvan de noodzaak om aan hun lichaam/conditie te werken overduidelijk zichtbaar was, voelde ik me direct de vreemde eend in de bijt. Gelukkig kon de eigenaar wel iets met het programma dat De Wit voor  me had bedacht.

Dus daar lag ik, hopeloos het scharminkel op de grond, drie maal dertig sit-ups te doen, net als een oneindigheid aan leg-pull-, -push-, en -press-oefeningen te doen, hier en daar een steunbetuiging in ontvangst nemend van de eigenaar, die volgens mij niet weet dat er ook fietsen zijn met voorwiel. Wat het resultaat op lange termijn zal zijn, is nog onduidelijk, voor de korte termijn weet ik het nu al: spierpijn…